Page 140 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 140

                                Hoofdstuk 2
We kennen voornoemde hoven uit de laatmiddeleeuwse administratie, maar er zijn sterke aanwijzingen dat het beheer in die periode al sterk was gecentraliseerd. Zo heeft Spek erop gewezen dat in het kerspel Raalte in iedere buurschap een centraal bisschoppelijk erf lag dat in de naam het bestandsdeel hof droeg. De precieze oorsprong en functie van deze lokale ‘hoven’ is niet geheel duidelijk.318 Uit ons onderzoek naar grondbezit in Zuidwest-Twente blijkt dat de Twentse bisschoppelijke hoven Goor en Kagelink zijn gereorganiseerd in de veertiende eeuw.319
Niet alleen de bisschop van Utrecht beschikte in de middeleeuwen over domeinhoven in het Oversticht, ook andere domaniale grootgrondbezitters exploiteerden hun goederen vanuit dergelijke curtes. Zo bezat de abdij van Werden hoven in Groningen en in Elfterheurne bij De Lutte in Twente.320 De abdij van Essen had al in de tiende eeuw hoven in Ommen, Olst en Yrthe langs de Vecht direct ten oosten van Zwolle.321 De bisschop van Munster bezat hoven in Heeten (Salland) en Delden (Twente).322 Diverse kapittels beschikten ook over domeinhoven in Drenthe, Salland en Twente. Het Kapittel van Sint-Pieter bezat in Drenthe in de elfde eeuw hoven in Peelo, Wittelte en Uffelte, en in Twente een hof in Espelo bij Lonneker.323 Het Domkapittel had de eigendom in Drenthe van hoven in Groningen en Norg.324 En het kapittel van Sint-Jan had in Twente een hof in Dulder.325
Tussen domeinhoven en kastelen hebben verbanden bestaan. Deze kunnen we aantonen voor de bisschoppelijke hoven en kastelen Lage, Vollenhove en Goor. Kasteel en hof lagen in deze gevallen vlak bij elkaar. Mogelijk zijn ook andere bisschoppelijke kastelen vlakbij een hof aangelegd, maar beschikken we niet over de bronnen om dit nader te duiden.
Uit bestudering van de catalogus blijkt dat een secundaire relatie waarneembaar is tussen door de bisschop in leen gegeven goederen en de ontwikkeling van kastelen. Vanuit hun leengoed probeerden veel leenmannen in de veertiende en vijftiende eeuw hun eigen burchten te bouwen. Zij kozen binnen de grond waar zij rechten op konden doen gelden de meest geschikte locaties uit. Het vruchtgebruik van deze lenen vormde tevens de economische basis voor de bouwwerkzaamheden en het onderhoud. In dit scenario hoeven de betreffende leengoederen niet noodzakelijk van oorsprong een hof te zijn geweest, maar we komen wel meerdere goederen tegen met de toevoeging -hof. Voorbeelden zijn de hof Haersolte en kasteel Haersolte, de hof Saterslo en kasteel Saterslo, de hof Rechteren en kasteel Rechteren en de hof Dorth en kasteel Dorth.
Vergaderplaatsen en rechtsplaatsen
Een element waar Horsten geen rekening mee heeft gehouden bij het vaststellen van zijn definitie van centrale plaatsen is dat op zulke locaties niet altijd veel mensen woonden. Zo waren er in de middeleeuwen plekken waar men op gezette tijden de landdag hield, recht sprak, vonnissen voltrok of geëxecuteerden te kijk stelde. Een bekende plek is de Bisschopsberg tussen Havelte en Steenwijk waar de bisschop zowel de regelmatige als buitengewone zittingen van de landdag hield. Wanneer de bisschop vanuit Utrecht per schip via de Zuiderzee, langs Vollenhove en over de Steenwijker Aa richting Steenwijk reisde, kon hij vervolgens over land relatief gemakkelijk Drenthe bereiken. De Bisschopsberg was daarbij een belangrijke eerste pleisterplaats. De zittingen van de landdag konden overigens ook plaatsvinden in het Grollerholt bij Rolde, Hulsvoorde ten noorden van Coevorden of
Diepenheimse boedel, Kagelink is door een ruil met de bisschop van Munster verkregen. Ook de hof te Haaksbergen behoorde mogelijk tot de Diepenheimse boedel, maar is via de Ahaus-tak bij deze familie beland. De bisschop heeft dit hof in 1449 aangekocht; Woolderink & Ooink 2015: nr. 2283. Langelo, Kagelink en Haaksbergen zijn dus allemaal ‘jong’ bezit.
318 Spek 2010: 108-109.
319 Zie hoofdstuk 4.
320 Slicher van Bath 1943a & 1943b. 321 Spek et al., 2010: hoofdstuk 7. 322 Spek et al., 2010: hoofdstuk 7. 323 Spek 2014.
324 Spek 2014; Zomer 2016: 254-257. 325 Palmboom 1995.
 138






















































































   138   139   140   141   142