Page 131 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 131
voldeden in de zestiende en zeventiende eeuw lang niet altijd aan dit criterium. Het gevolg is dat Horsten middeleeuwse belangrijke centrale plaatsen, zoals Deventer en Kampen, niet mee neemt in zijn analyse. Bovendien zijn er tal van middeleeuwse centrale plaatsen (gerechtsplaatsen; vergaderplaatsen; hoven; versterkingen et cetera) geweest die geen stad waren en dus ook niet als zodanig zijn meegenomen in de reconstructie van Horsten (zie pargraaf 2.9).
Om op basis van bovengenoemde werken én andere beschikbare bronnen een beredeneerd 2 overzicht te verkrijgen van het gehele Overstichtse wegennetwerk hebben we de oudste bruikbare kaarten uit de periode 1570-1690 bestudeerd. Dat zijn die van sGrooten en Ten Have
voor Overijssel, Pijnacker voor Drenthe en Wicheringe en in aanvulling voor Groningen en West-Drenthe, Visscher en Metius.265 sGrooten blijkt, zoals verwacht, zeer onnauwkeurig. Het
is opvallend dat op zijn kaart langs een plek als Bentheim helemaal geen weg is aangegeven, terwijl deze er ongetwijfeld wel was. Maar ook de kaarten uit de zeventiende eeuw zijn niet compleet. Zo ontbreken op zowel de kaart van Pijnacker als die van Wicheringe routes, die wel op Metius en Visscher zijn ingetekend. 266 Het werk van Visscher is overigens ook niet zo precies. Zo tekent hij een rechte weg van het huis Ter Hansouwe naar Oostenbroek, beide gelegen in Noord-Drenthe, waarbij Ter Hansouwe zuidelijker ligt dan Oostenbroek. Dit kaartbeeld klopt niet, want Oostenbroek ligt toch aanzienlijk meer zuidelijk.
Vervolgens hebben we in GIS de door Horsten en Bruns en Weczerka gereconstrueerde routes over de Topografisch-militaire Kaart van 1850 gelegd en vergeleken met de analyse van bovengenoemde zeventiende-eeuwse kaarten. Na vergelijking is een meer precieze reconstructie van het zeventien-eeuwse routenetwerk gemaakt door de routes, die niet door Horsten en Bruns en Weczerka zijn meegenomen, te karteren. Hoewel we bij deze reconstructie zoveel mogelijk bestaande wegen hebben gedigitaliseerd, is het niet verantwoord om deze te definiëren als reconstructie van het wegennetwerk, aangezien veelal niet bekend is of de wegen ook al op exact dezelfde plek lagen in de middeleeuwen. We kiezen er daarom voor om te spreken van de reconstructie van het routenetwerk in plaats van het wegennetwerk. Soms was het tracé niet meer duidelijk zichtbaar en hebben we de route moeten reconstrueren door bestaande wegen te volgen. In sommige gevallen, zoals tussen Vriezenveen en Geesteren in Twente, blijkt de landverbinding op de Topografisch- militaire Kaart van 1850 al geheel verdwenen. In dergelijke gevallen is geprobeerd om een globale verbindingsroute in te tekenen. Het resultaat van deze reconstructie is weergeven in de uitvouwkaart.
De door ons opgespoorde middeleeuwse bronnen over de aanleg van wegen in het Oversticht zijn zeer schaars. Er zijn slechts twee concrete vermeldingen bekend; beide dateren uit het episcopaat van Frederik van Blankenheim. In 1402 gaf deze bisschop aan de drie Sallandse hoofdsteden vrijdom van tol op de aan te leggen weg tussen Ane en Coevorden.267 Daarnaast had bisschop Frederik met Egbert van Almelo in 1405 besloten om een weg te maken van den Hamme over Daerler-vonder door de heerlijkheid Almelo naar Twente. Heer Egbert kreeg van elke kar, wagen en dieren die over de weg werden getransporteerd, een vergoeding, ter compensatie van de opheffing van het veer Wederdervoorde. Er mocht echter door Egbert geen tol worden geheven.268
265 Voor een precieze bronverwijzing van de in deze paragraaf gebruikte historische kaarten wordt verwezen naar de lijst van geraadpleegde kaarten achterin dit boek.
266Horsten 2005: 16-17.
267 OGD II nr. 1123.
268 Muller 1918: nr. 1754.
Het fysieke territoriale landschap
129