Page 130 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 130
Hoofdstuk 2
Enschede en Gronau in gebruik genomen. Ter hoogte van Hengelo splitste zich – vanaf Duitsland gezien – een landroute af in de richting van Kampen, die echter in de late middeleeuwen maar weinig door de Hanzekooplieden werd gebruikt.255 Via Deventer kon de reiziger vanaf Goor ook in de richting van Haaksbergen, Ahaus, Coesfeld, Hamm en Soest reizen.256 Vanaf Deventer kon men tevens een zuidelijke route volgen die door het graafschap Zutphen via Groenlo en Dorsten naar Dortmund en Essen in het Roergebied voerde of verder naar de economisch zeer belangrijke stad Keulen.257 Zowel Deventer als Kampen hadden over water (de IJssel) en land (via Gelre) verbinding met West-Nederland. Vanuit deze steden kon men dus ook naar de Stichtse hoofdstad Utrecht gaan of naar het graafschap Holland reizen.258 Het wegtracé Bremen (DU)-Lingen (DU)-Zwolle-Kampen/Elburg wordt eveneens voor het eerst vermeld rond 1380.259
Te Groningen kwam het tracé Emden/Groningen-Rheine-Munster uit, dat voor het eerst in 1457 wordt genoemd.260 De weg Groningen-Coevorden-Bentheim-Munster is volgens Bruns en Weczerka de belangrijkste doorgaande landroute geweest in middeleeuws Drenthe. Deze voerde over de noordelijke Hondsrug, stak ter hoogte van Gasteren, Balloo en Rolde over naar de daaraan parallel lopende Rug van Sleen en bereikte via allerlei dekzandkoppen rond Coevorden, Venebrugge, Hardenberg en Nordhorn uiteindelijk Bentheim. Slicher van Bath noemt deze route de Werdense Weg, omdat hierlangs reeds in de vroege middeleeuwen allerlei goederen van de abdij Werden lagen. Belangrijk tussenstation was daarbij de hof van deze abdij bij Elfterheurne ten oosten van De Lutte in Noordoost-Twente.261 De bisschoppelijke hoven bij Ootmarsum, Emmen, Anloo en Groningen waren ook via deze route vrijwel zeker al in de vroege middeleeuwen met elkaar verbonden.262 Deze weg had indertijd de status van herenweg, een naam die nog altijd op veel plekken in Drenthe wordt gehanteerd ter plekke. Te Hardenberg kon de reiziger in oostelijke richting tevens via de noordelijke Vechtroute doorreizen naar Zwolle (via de Oude Twentse Weg) of meer zuidelijk via Lemele en Holten richting Deventer.263 De landroute tussen Leer (DU), Groningen, Leeuwarden en Harlingen/Stavoren was in de late middeleeuwen duidelijk van secundair belang voor de Hanze, naar alle waarschijnlijkheid omdat een groot deel van de wegen in de tussenliggende natte gebieden grote delen van het jaar nauwelijks begaanbaar waren.264
Reconstructie van de doorgaande middeleeuwse routes in het Oversticht
De twee bovengenoemde reconstructies van Horsten en die van Bruns en Weczerka hebben hun voordelen en hun tekortkomingen. De door Bruns en Weczerka gereconstrueerde routes zijn ten dele representatief voor de middeleeuwse situatie omdat het om laatmiddeleeuwse handelsroutes van de Hanze gaat. Deze reconstructie geeft weliswaar relevante hoofdroutes weer, maar laat echter diverse doorgaande routes die niet door de Hanzesteden werden gebruikt buiten beschouwing. Een andere kanttekening is dat Bruns en Weczerka niet de precieze tracés van de door hun gereconstrueerde routes weergeven. Zij zijn namelijk vooral uitgegaan van locaties die in historische bronnen worden genoemd en hebben op jongere kaarten geprobeerd de duidelijkste verbindingen tussen deze locaties te karteren. Het is daarnaast de vraag in hoeverre deze laatmiddeleeuwse reconstructie representatief is voor het routenetwerk van volle middeleeuwen, want behalve Deventer vervulden de andere Hanzesteden toen nog niet een dergelijke centrale rol.
De door Horsten vervaardigde reconstructie van het routenetwerk kent ook haar tekortkomingen. Horsten heeft namelijk bewust wegdelen weggelaten omdat hij alleen als doorgaande weg de kortste weg tussen vroegmoderne stedelijke bevolkingscentra met minimaal 10.000 inwoners definieerde. De in de middeleeuwen belangrijke bevolkingscentra
255 Bruns & Weczerka 1962: 418-419.
256 Bruns & Weczerka 1962: 445-447.
257 Bruns & Weczerka 1962: 448; 457-459. 258 Bruns & Weczerka 1962: 480-483.
259 Bruns & Weczerka 1962: 367-369.
260 Bruns & Weczerka 1962: 385.
261 Slicher van Bath 1943: 15.
262 Spek 2004: 163.
263 Bruns & Weczerka 1962: 377-381.
264 Bruns & Weczerka 1962: 373.
128