Page 277 - Secondary school students’ university readiness and their transition to university Els van Rooij
P. 277
Appendix I
betrokken leerlingen; leerlingen met een maatschappijpro el daarentegen waren vaker te vinden in de groep van intellectueel zeer onbetrokken leerlingen.
Uit de dataverzameling onder dezelfde leerlingen een jaar later, in het eerste semester op de universiteit, bleek dat de zeer betrokken leerlingen het meest succesvol waren: Ze behaalden het hoogste gemiddelde cijfer, de meeste studiepunten en scoorden het beste op alle vier de aspecten van academische aanpassing (motivatie, toepassing, prestatie en omgeving). Intellectueel zeer onbetrokken leerlingen behaalden het laagste gemiddelde cijfer, de minste studiepunten en hadden de meeste moeite met het academische aanpassingsaspect prestatie (academische inspanningen leveren die doeltre end zijn). Gedragsmatig en cognitief onbetrokken leerlingen scoorden het laagste op de gehele academische aanpassingsschaal en op alle afzonderlijke aspecten m.u.v. prestatie. De gemiddeld betrokken en intellectueel betrokken groepen leerlingen deden het beide redelijk op de universiteit, hoewel er enkele kleine verschillen te zien waren tussen deze groepen: De gemiddeld betrokken leerlingen scoorden hoger dan de intellectueel betrokken leerlingen op de aanpassingsaspecten toepassing (jezelf toeleggen op je studietaken) en prestatie, terwijl de intellectueel betrokken leerlingen hogere scores hadden op motivatie (motivatie om op academisch niveau bezig te zijn) en omgeving (tevredenheid met de universitaire leeromgeving). Deze verschillen wijzen op het bestaan van diverse types betrokkenheid, maar ook op een zekere stabiliteit binnen leerlingen wat betre het soort betrokkenheid waar ze hoger of lager op scoren: De leerlingen die op het vwo nieuwsgierig en wetenschappelijk geïnteresseerd waren en veel vertrouwen hadden in hun intellectuele capaciteiten waren een jaar later vlot aangepast aan de universiteit in de zin van het gemotiveerd zijn om academisch bezig te gaan en het content zijn in de academische leeromgeving; de leerlingen die vooral hard werkten op het vwo en met name vertrouwen hadden in hun inzet en niet zozeer in hun intellectuele capaciteiten pasten zich vooral vlot aan aan de universiteit wat betre het leveren van voldoende inzet en het zich toewijden aan het studeren.
Dit onderzoek liet zien dat het waardevol is om diverse types van betrokkenheid te onderscheiden in vwo-leerlingen en dat deze types samenhangen met academische aanpassing en studiesucces op de universiteit.
276