Page 143 - Effects and Efficacy of (Laparoscopic) Gastrostomy Placement in Children - Josephine Franken
P. 143

                 In hoofdstuk 4 werd een prospectieve, longitudinale cohortstudie gepresenteerd met 34 patiënten die een 13C Octanoaat-ademtest ondergingen voor en 3 maanden na LG. De halfwaardetijd van maaglediging nam significant toe vanaf het 57e percentiel preoperatief naar het 79e percentiel postoperatief (p<0.001). Vijftig procent van de patiënten met een preoperatief normale maaglediging (13 van de 26) ontwikkelde een vertraagde maaglediging (>95e percentiel) na operatie (p=0.01). De vertraging in maaglediging was gelijk voor de neurologische aangedane kinderen en de overige groep patiënten. Van de patiënten met lekkage en/of intolerantie voor voeding na de operatie had 75 procent een vertraagde maaglediging op de postoperatieve test. Er konden geen predictoren van falen van het gastrostoma geïdentificeerd worden.
Gastro-oesofageale reflux
Het ontwikkelen van GOR is een veel besproken mogelijke complicatie van LG, maar verrichte onderzoeken zijn overwegend van lage kwaliteit en tonen inconsistente resultaten. 11
In hoofdstuk 5 werd een prospectieve, longitudinale cohortstudie gepresenteerd waarin 50 patiënten genalyseerd werden door middel van GOR symptoomvragenlijsten en 24-uurs multikanaals intraluminale impedantie (MII) – pH metingen zowel voor als 3 maanden na LG. Vijfentwintig van de 50 patiënten ondergingen succesvol beide testen. De totale zuurexpositie in de oesofagus maakte geen significante verandering door: van 6.2% (3.0 – 18.1) naar 6.1% (2.6 – 14.9). Het aantal refluxepisodes veranderde niet; dit gold voor de vloeibare en vloeibaar-gas gemengde reflux, en ook voor de zure en de zwak-zure reflux.
Het aantal patiënten met pathologische GOR veranderde niet significant na operatie (72% zowel voor als na operatie). Pathologische GOR verdween postoperatief in een paar patiënten (n = 4) en een gelijk aantal patiënten (n=4) ontwikkelde juist pathologische GOR. Een vertraging in maaglediging na operatie was gecorreleerd aan de totale zuurexpositie in de oesofagus (rs 0.49 p=0.03). Een laag preoperatief gewicht-voor-lengte percentiel was voorspellend voor een toename in zuurexpositie na LG met een voorspellende waarde (B) van -0.5 (-0.28 - -0.1).
In de symptoomvragenlijsten waren GOR symptomen aanwezig in een vergelijkbaar aantal patiënten voor (44%) en na LG (40%; p = 0.73). Symptomen waren niet gecorreleerd aan pathologische GOR op de MII-pH analyse.
Resultaten komen overeen met de resultaten uit de retrospectieve studie van hoofdstuk 2, waar de incidentie van GOR symptomen in de 300 kinderen onveranderd bleef: 57.8% voor operatie en 54.2% na operatie. Tijdens de vervolgtijd waren antirefluxoperaties secundair aan LG geïndiceerd in slechts 0.7% van deze 300 kinderen. De sensitiviteit van
Chapter 9
  141


























































































   141   142   143   144   145