Page 77 - kennis en praktijk in de gehandicaptenzorg
P. 77
In hun dagelijks werk ervaren medewerkers niet dat hun handelen geleid wordt door kennis. Ze geven vaak aan dat wat ze op een moment doen, voortkomt uit een gevoel.
‘Ik kan me een situatie van een cliënt herinneren. Die was zo boos. Die wilde een andere cliënt aanvliegen. Eigenlijk was de regel: "Je raakt hem nooit aan; je spreekt hem alleen aan." Op dat moment stond ik tussen ze in en ik heb die jongen gepakt en ik heb hem tegen mijn borst aangedrukt en ik heb hem mee naar buiten genomen. Hij heeft niks gedaan. Dat voel je op dat moment. Je doet op dat moment niet wat er eigenlijk in het plan staat, maar je doet dat vanuit een soort gevoel en dat pakt dan goed uit (MB).’
'Maar het is ook ergens een gevoel wat iemand geeft in het contact. Alsof iemand al iets wil zeggen, maar nog niet durft. Eigenlijk bij mij in de week legt - zo voelt dat dan - maar daar al wat voorsignalen voor geeft. Een beetje ondergronds (MW).'
De geïnterviewde medewerkers ervaren dat dat gevoel gebaseerd is op wat ze waarne- men. Daarbij gaat het vaak om zaken die anderen vaak niet opvallen, maar die de ge- interviewde medewerkers blijkbaar aanvoelen.
‘Ik denk dat ik als begeleider heel veel dingen zie. Heel veel dingen observeer, die ik niet eens opschrijf of die ik me misschien niet eens herinner. Maar op het moment dat het nodig is, wel (MB).’
'Door heel goed op ze te letten. Je moet er denk ik ook een klein beetje oefening in krijgen. Je moet sowieso kijk op mensen hebben - een klein beetje - wil je het kunnen zien. Want heel veel dingen kun je bij normale mensen ook zien. Alleen kunnen wij het verschuilen achter verbaal gedrag. Dat kunnen zij niet. Dan hou je alleen het non-verbale over. Dan kun je dat vaak zien aan kleine onrust, als ze iets niet leuk vinden (ML).'
‘Ik zag ook de interactie tussen moeder en kind. Dat was het ook vooral, denk ik. Ze was heel afwerend naar haar zoontje van twee en een half. (...) Ik zag ook hoe ze naar hem reageerde. Weinig interactie en gewoon geen warmte en geen liefdevolle benadering. Nou, dan laat ze zoiets vallen van: "Zo trek ik het niet langer". En weet je dat soort opmerkingen. Dan denk ik van: dit gaat wel richting een moment dat ze gaat zeggen: "Nu is het klaar" (MW).’
4.3 Beschouwing
Zoals ik aan het begin van dit hoofdstuk heb aangegeven, wil ik met deze studie twee deelvragen beantwoorden, namelijk wat medewerkers kenmerkt die goed overweg kunnen met complexe situaties en welke betekenis zij geven aan kennis.
De geïnterviewde medewerkers geven er blijk van niet terug te schrikken voor situa- ties waarin hun standaardwerkwijzen niet voldoen. Deze situaties maken hun werk voor hen juist aantrekkelijk. De onverwachte en onvoorspelbare ontwikkelingen da- gen hen uit om te zoeken naar wat zich achter een probleem, situatie of gedrag be- vindt. Andersom helpt deze onderzoekende houding hen om in te spelen op onvoor- ziene ontwikkelingen en oog te hebben voor wat zich onder de oppervlakte afspeelt. De onderzoekende houding wordt door de geïnterviewde medewerkers gebruikt om een verbinding met cliënten te krijgen en te houden. Die verbinding noemen zij als belangrijkste drijfveer in hun werk om hun cliënten het gevoel te geven dat ze er mo- gen zijn. Het zet hen aan om te blijven zoeken naar manieren hoe zij hun cliënten kunnen helpen. Mogelijk draagt het er ook toe bij dat ze worden aangetrokken door wat zich onder de oppervlakte van een probleem of het gedrag van een cliënt bevindt.
78