Page 70 - kennis en praktijk in de gehandicaptenzorg
P. 70
'...dit jongetje kwam binnen als een vroeghulpvraag. (...) Toen werd langzamerhand steeds duidelijker dat hij zoveel probleemgedrag liet zien, dat moeder eigenlijk van hem af wilde. En toen kwam moeder nog met de beschuldigingen naar vader van mishandeling en blauwe plek- ken. En dan gaat het balletje rollen (MW).'
4.2.2 Drijfveren
In de manier waarop de geïnterviewde medewerkers vertellen over wat hen beweegt in hun werk, komt een aantal gemeenschappelijke kenmerken naar voren, namelijk het belang dat zij hechten aan het hebben van een verbinding met de cliënt, hun on- derzoekende houding, de manier waarop zij kaders gebruiken en een vertrouwen dat zij wel een manier vinden om met een situatie om te gaan zonder vooraf precies te weten hoe ze iets moeten aanpakken. In het vervolg van dit hoofdstuk ga ik dieper op deze kenmerken in.
Verbinding met de cliënt
Alle geïnterviewde medewerkers stellen de verbinding met de cliënt centraal. Ze spre-
ken onder meer over het opbouwen van een vertrouwensband, je inleven of je kunnen verplaatsen in de cliënt en het aanvoelen van hoe een cliënt zich voelt. Hun drijfveer
is de cliënten tot hun recht te laten komen, te ondersteunen bij een zo autonoom mo- 4 gelijk leven, iets voor hen te betekenen of er te zijn voor hun cliënten. De medewerkers
geven aan dat zij de verbinding met cliënten leggen door hun aandacht te geven.
'Daar (= goed contact met de cliënt) werk ik wel bewust aan. Door gewoon .. Ja, dan kom je op de algemeenheden, maar ik denk dat die wel heel belangrijk zijn. Goed luisteren naar mensen, empatisch reageren, je aan afspraken houden, terugbellen, duidelijk laten zien wat je gaat doen, duidelijk zijn, duidelijk wat je wilt bereiken met mensen, waar je naar toe gaat (MW).'
'Doorvragen. Heel veel doorvragen, maar ook gewoon de cliënt verhalen laten vertellen. Ge- interesseerd. Dus knikken, oogcontact maken, serieus nemen. En vertellen: "Goh wat verve- lend dat je dat nou hebt meegemaakt." Er echt voor die cliënt zijn. En dan ook eventjes de vragen stellen. Hoe komt dat nou? Wat heb je nodig? Wat kan ik voor je betekenen? Maar soms heb ik bij een cliënt, dan luister ik alleen maar (DJ).'
'Op de groep waar ik werk, moet ik wel nadenken. Ik ben heel erg met mijn lijf bezig. Me verplaatsen in andere mensen en in hun behoefte. Vooral mensen die dus niks, eigenlijk bijna niets kunnen aangeven. Dan is het juist mooi als je wel wat kan zien en dus hun leven kan verbeteren door daar op te anticiperen. Door daar iets mee te doen, met die signalen, die zo klein zijn (ML).'
Dit betekent echter niet dat de geïnterviewde medewerkers hun cliënten niet aanspre- ken op hun gedrag. Maar als ze daarover in het interview vertellen, geven ze steeds direct ook aan hoe ze ervoor zorgen dat ze in verbinding met de cliënt blijven.
'Maar soms ook aanspreken op dingen. Waar hij bijvoorbeeld een potje van kan maken. Dat kan die ook doen. En dan moet je op een gegeven moment gewoon een duidelijke lijn erin zetten. Dan weet hij uiteindelijk ook van: "Okay, tot hier en niet verder". Maar door doorvra- gen en te kijken - en met name kijken ook - gaat er nog een wereld voor mij open (LS).'
71