Page 62 - kennis en praktijk in de gehandicaptenzorg
P. 62

4 GEBRUIK VAN KENNIS IN COMPLEXE SITUATIES
In het voorgaande hoofdstuk heb ik aan de hand van observaties onderzocht wat situ- aties kenmerkt waarin medewerkers handelingsverlegenheid ervaren en hoe zij daar- mee omgaan. Daarin kwam naar voren dat handelingsverlegenheid zich met name kan voordoen wanneer medewerkers ervaren er niet in te slagen bij een cliënt te bereiken wat zij voor hem of haar wensen. Factoren die daarbij een rol kunnen spelen, zijn weer- stand of verzet van een cliënt tegen de bedoeling van de medewerker, werkdruk, ne- gatieve interactie tussen cliënten en onenigheid in het team of met de omgeving van de cliënt.
Daarnaast heb ik drie manieren onderscheiden waarop medewerkers met situaties
omgaan, waarin dit zich voordoet. De eerste is te proberen de situatie te beheersen, de
tweede het probleem buiten zichzelf leggen en tot slot te proberen een verbinding met
de cliënt te leggen. Aan de hand van theorie heb ik laten zien hoe deze manieren van 4 omgaan met handelingsverlegenheid te relateren zijn aan het gebruik van kennis.
In dit hoofdstuk richt ik me op de derde en vierde deelvraag van dit onderzoek, name- lijk wat medewerkers kenmerkt die goed overweg kunnen met complexe situaties en welke betekenis zij aan kennis geven. Ik doe dat aan de hand van interviews met me- dewerkers in de gehandicaptenzorg. Alvorens in te gaan op de bevindingen, beschrijf ik de opzet van deze deelstudie. Het hoofdstuk sluit ik af met enkele conclusies.
4.1 Opzet
Voor deze deelstudie heb ik een opzet gekozen die aansluit op de benadering van waar- derend onderzoek. Deze benadering richt zich met name op het krijgen van inzicht in de factoren waaraan volgens de betrokkenen het succes van hun aanpak te danken is. De grondleggers van deze benadering, Cooperrider en Srivastva (1987), zien in waar- derend onderzoek een alternatief voor benaderingen die met name gericht zijn op het vinden van oplossingen of die proberen oorzaken te vinden, waarmee de werkelijkheid kan worden voorspeld en beheerst. Beide benaderingen schieten volgens hen tekort om een praktijk daadwerkelijk verder te helpen. In onderzoek dat zich vooral richt op het vinden van een oplossing, blijft volgens hen theorievorming dikwijls achterwege. Als gevolg daarvan blijft dit soort onderzoek in het algemeen aan de oppervlakte en beperken de uitkomsten zich tot het bevestigen of versterken van de bestaande situa- tie. In onderzoek dat gericht is op het vinden van oorzaken, vindt weliswaar wel the- orievorming plaats, maar volgens Cooperrider en Srivastva leidt die dikwijls tot een rigide en abstracte voorstelling van de werkelijkheid, waar de praktijk weinig mee kan. Door in een onderzoek uit te gaan van wat volgens de betrokkenen goed gaat, wordt volgens hen de aandacht gevestigd op mogelijkheden om situaties te verbeteren en om het vermogen van mensen te vergroten.
63

























































































   60   61   62   63   64