Page 35 - kennis en praktijk in de gehandicaptenzorg
P. 35
Om de empirische cyclus rond te maken, moeten volgens De Groot uitkomsten van exploratief en interpretatief onderzoek daarom nog worden getoetst. Dat doe ik ook. Echter niet zoals De Groot stelt, door aan de uitkomsten voorspellingen te ontlenen en op basis van nieuw empirisch materiaal na te gaan in hoeverre deze voorspellingen uitkomen, maar door samen met medewerkers in de gehandicaptenzorg na te gaan in hoeverre deze kennis betekenis voor hen heeft in het omgaan met de opgaven waar- mee zij in hun werk te maken hebben. Op die manier wil ik invulling geven aan het ‘praten met’, dat volgens Van Strien nodig is om uitkomsten van wetenschappelijk on- derzoek te verbinden aan de praktijk.
Aldus maak ik in dit onderzoek eerst een voorstelling van hoe medewerkers omgaan met handelingsverlegenheid, onderzoek ik aan de hand van literatuur wat daarvan de achtergrond is en beproef ik vervolgens samen met een aantal medewerkers wat de betekenis van deze interpretatie is voor het samenspel tussen kennis met een grote en een kleine k en het omgaan met handelingsverlegenheid in hun praktijk. Hoewel ik daarmee niet volledig de invulling van de empirische cyclus van De Groot volg, maak ik in dit onderzoek zo wel de cirkel rond.
2.2 Aanpak
Zoals ik hiervoor heb aangegeven, bestaat dit onderzoek uit een aantal deelstudies, die elkaar aanvullen en verrijken. De deelstudies onderscheiden zich met name door op een andere manier naar handelingsverlegenheid en het samenspel tussen kennis met een grote en een kleine k te kijken, waarbij de manier van kijken beïnvloed wordt door de voorgaande deelstudies. Hierna licht ik kort de aanpak van de verschillende deel- studies toe. In de volgende hoofdstukken wordt de werkwijze verder uitgewerkt.
2.2.1 Analyse van observaties
In deze studie richt ik me op de eerste twee vragen die ik in dit onderzoek wil beant- woorden, namelijk wat de kenmerken zijn van situaties in de gehandicaptenzorg waarin medewerkers handelingsverlegenheid ervaren en hoe medewerkers met deze situaties omgaan. Ik doe dat aan de hand van een analyse van observatieverslagen die betrekking hebben op situaties in de praktijk met cliënten waarvan medewerkers aan- geven niet goed te weten hoe zij met hen moeten omgaan. Ik heb daarvoor gebruik gemaakt van bestaande verslagen van observaties die gemaakt zijn in het kader van het project Beelden van Kwaliteit.
Deze observatieverslagen heb ik stapsgewijs geanalyseerd. In de eerste fase heb ik op basis van de observaties beschreven waaruit de moeite bestaat die medewerkers erva- ren en hoe ze daarmee omgaan. In de tweede fase heb ik de kenmerken die hieruit naar voren komen, nader uitgewerkt door te kijken naar de verschillen en overeenkomsten in de verschillende observaties. In de derde fase heb ik gekeken naar de samenhang tussen de concepten en benoemd welke de kern vormen van wat situaties kenmerkt, waarin medewerkers handelingsverlegenheid ervaren, en de manier waarop zij daar- mee omgaan. In elke fase heb ik codes toegekend aan fragmenten in de verslagen van de observaties.
36