Page 31 - kennis en praktijk in de gehandicaptenzorg
P. 31

view, reflexivity becomes a relational process in which ethics and relevance are variously constructed in relation to the (differing) particularities of the communities whose “traces” are implicated. (Hosking & Pluut, 2010 p. 62)
Door op deze manier naar onderzoek te kijken, is volgens Hosking en Pluut de identi- teit van de onderzoeker en de onderzochten niet strikt gescheiden, maar meer open en vloeiend. De onderzoeker wordt gezien als iemand die in een onderzoek een be- paalde deskundigheid inbrengt, die niet meer waard is dan de expertises die andere betrokkenen aan het onderzoek kunnen bijdragen. Aldus is onderzoek niet gericht op het vaststellen van generaliseerbare kennis die losstaat van de praktijk, maar op een doorgaand proces waarvan het verloop mede wordt bepaald door inbreng van lokale kennis en gemeenschappelijke reflectie op identiteiten en relaties in het onderzoek.
In this radical reconstruction, reflexivity: is no longer oriented towards generalizable knowledge that is distinct from practice; is neither an individual activity nor a matter of in- dividual ethics; and is no longer a matter of looking back on a finished process. Instead it becomes an ongoing relational process of “turning back” on the construction of the ”inquiry.” Reflexive dialogues, directed at the research process, can open up new ways of going on to- gether by mobilizing local knowledges and communally reflecting on research identities and relations. (Hosking & Pluut, 2010 p. 71)
De focus van mijn onderzoek op het samenspel tussen kennis met een grote en een kleine k raakt op die manier verweven met de onderzoeksopzet. Wat dit onderzoek zegt over de betekenis van kennis kan niet los gezien worden van wat deze betekenis zegt over het onderzoek. Om mijn onderzoeksvraag te beantwoorden beroep ik me daarom niet alleen op Kennis met een grote K, maar breng ik ook kennis met een kleine k in stelling; zowel mijn eigen als die van anderen. Daarnaast wordt mijn onderzoek niet gestuurd door theorie, maar gebruik ik ook inzicht uit de praktijk om mijn onder- zoek richting te geven. Ik relateer dit inzicht aan de theorie in plaats van dat ik aan de theorie hypotheses of verwachtingen ontleen, die in de praktijk worden getoetst.
2.1.1 Empirische cyclus
In de opzet van mijn onderzoek heb ik me laten leiden door de empirische cyclus van De Groot (1994). Hoewel de manier waarop hij deze cyclus voor de wetenschap invult, louter gericht is op Kennis met een grote K, biedt deze wel aanknopingspunten om de verschillende onderdelen van mijn onderzoek met elkaar te verbinden. De cyclus maakt duidelijk hoe de onderdelen zich tot elkaar verhouden en op welke manier de aaneenschakeling leidt tot een diepgaander inzicht.
De empirische cyclus ligt volgens De Groot ten grondslag aan alle vormen van leren, waarmee elk organisme de wereld om zich heen exploreert en zich daaraan aanpast. Het uitgangspunt van deze cyclus is de situatie zoals die zich aan een organisme voor- doet. Dit baseert daarop een reactie. Door het effect dat deze reactie op de situatie heeft, verandert het organisme zijn voorstelling van de werkelijkheid. Dat kan al op een hele basale wijze, waarbij het organisme zich niet bewust is van dit proces, en de uitkomst van het proces met name blijkt uit het veranderen van gedrag.
32



























































































   29   30   31   32   33