Page 167 - kennis en praktijk in de gehandicaptenzorg
P. 167

Zorgorganisatie
Naast de wetenschap hebben vanuit het perspectief van het samenspel tussen kennis met een grote en een kleine k ook de zorgorganisaties een wezenlijke rol in het ver- binden van kennis en praktijk. Dit betreft enerzijds de verwachting die ze richting de wetenschap hebben en anderzijds het ondersteunen van het samenspel tussen kennis met een grote en een kleine k in hun organisatie. Beide hebben te maken met het aan- vaarden dat wetenschap of andere vormen van Kennis met een grote K vaak geen pas- klare antwoorden bieden voor de vraagstukken waar medewerkers mee te maken heb- ben. Hierdoor kan hun beroep veranderen dat op de wetenschap wordt gedaan, en meer het belang worden ingezien dat kennis met een kleine k van medewerkers heeft in de zorg en dienstverlening aan cliënten.
Zorgorganisaties zijn vanuit deze optiek geen doorgeefluik van kennis naar medewer- kers, maar moeten zich actief bezighouden met het verbinden van kennis met de prak- tijk. De wetenschappelijk geschoolde beroepsbeoefenaar – waar ik er ook een van ben – kan daarin een belangrijke rol vervullen. Zoals Van Strien (1986) aangeeft, is dat niet iemand die aan de zijlijn staat, maar werkzaam is in de praktijk en zich daar verant- woordelijk voor voelt. Vanuit dit onderzoek zie ik in deze beroepsbeoefenaar iemand die kennis gebruikt om samen met de betrokkenen een oplossing te vinden voor een bepaald probleem. Deze legt zijn of haar kennis niet op en gebruikt deze evenmin om mensen te overtuigen of te imponeren. In plaats daarvan brengt hij of zij de kennis in verband met wat de betrokkenen belangrijk vinden en geeft hun de ruimte om zelf aan deze kennis invulling te geven of deze naast zich neer te leggen.
De rol van de wetenschappelijk geschoolde beroepsbeoefenaar gaat echter verder dan
het filteren van relevante en bruikbare kennis of het toepasbaar maken daarvan voor
de praktijk. Dit onderzoek laat zien dat om met problemen in de praktijk om te kunnen
gaan, betrokkenen niet alleen nieuwe betekenissen nodig hebben, maar ook bestaande
moeten kunnen loslaten. Dat vraagt een kritische reflectie op je normen en waarden.
Om mensen daarbij te helpen, is aandacht nodig voor de verschillende belangen en invalshoeken waarmee ze te maken hebben, hoe die onderling met elkaar zijn ver-
knoopt en de twijfels en onzekerheid die dat met zich meebrengt. Dat kan alleen wan-
neer de wetenschappelijke beroepsbeoefenaar ook zelf reflecteert op zijn of haar eigen
normen en waarden en bereid is om de invloed van factoren als angst, schaamte, kwetsbaarheid, onzekerheid en de verleiding van zaken als macht, status en geld onder
ogen te zien en ter sprake te brengen. Om dat te kunnen doen en met de betrokkenen 7 manieren te vinden om daarmee om te gaan, is mijn ervaring dat daarvoor een per-
soonlijke betrokkenheid nodig is die zich niet beperkt tot de duur van een project of onderzoek. Hierdoor kan degene zich voorstellen wat deze onderwerpen met de be- trokkenen doet, een verbinding met hen maken door te delen wat hij of zij daar zelf lastig en moeilijk aan vindt en zich ook laten aanspreken als een gevonden oplossing vroeg of laat niet meer blijkt te voldoen.
Zoals Van Strien aangeeft, gebruikt een wetenschappelijk geschoolde beroepsbeoefe- naar niet alleen kennis, maar verrijkt deze zijn of haar kennis door systematisch te reflecteren op de ervaringen die hij of zij in de praktijk opdoet. Terwijl bij het gebruik
169



















































































   165   166   167   168   169