Page 143 - kennis en praktijk in de gehandicaptenzorg
P. 143
antwoordelijkheid te zoeken naar welke afwegingen en overwegingen achter deze opmerkin- gen en kritiek schuilden, om de deelnemers tot hun recht te laten komen. Ik deed dat door te proberen voor iedere deelnemer afzonderlijk een rode draad in hun verhalen te onderschei- den. Dat gebruikte ik vervolgens om wat een deelnemer vertelde, beter te kunnen begrijpen. Daardoor ontstond bij mij begrip voor iemands drijfveren, de kritiek en de verschillende ma- nieren waarop de deelnemers invulling geven aan de nieuwe werkwijze.
Omdat ik werd aangesproken door mijn rol in deze deelstudie, heb ik me verdiept in de afwegingen en overwegingen van de deelnemers in plaats van ze te beoordelen. Dit lijkt op hoe de geïnterviewde medewerkers waarover ik in hoofdstuk 4 heb geschreven, het als hun verantwoordelijkheid zien om een verbinding met de cliënt tot stand te brengen en te houden. Voor hen betekent dit dat als dat niet lukt, zij op zoek gaan naar wat zij anders kunnen doen, in plaats van dat zij daar de cliënt de schuld van geven. In lijn met wat ik hiervoor heb geschreven, kan dit gezien worden als bereidheid van mensen om bestaande betekenissen over jezelf en de ander los te laten, die je belem- meren om tegemoet te komen aan een beroep dat op je wordt gedaan. Hierdoor ont- staat ruimte om in interactie met anderen, de omgeving en jezelf nieuwe betekenissen te ontwikkelen die hier wel op aansluiten.
Samen met de deelnemers heb ik onderzocht welke factoren kunnen belemmeren en bevorderen om tegemoet te komen aan een beroep dat op je wordt gedaan en welke betekenis het samenspel tussen kennis met een grote en een kleine k daarbij heeft. We hebben dat gedaan vanuit drie invalshoeken die in de individuele gesprekken naar vo- ren kwamen, namelijk de cliënt, collega’s en de organisatie. Ik ga hierna daar verder op in.
6.2.2 Cliënt
Net als de geïnterviewde medewerkers waarover ik in hoofdstuk 4 schreef, stellen de deelnemers aan deze deelstudie de ondersteuning van de cliënt centraal in hun werk.
Alle deelnemers onderbouwen hun visie op de nieuwe werkwijze met wat die volgens
hen voor de cliënt betekent. Doordat de deelnemers in de gesprekken elkaar vertelden 6 hoe ze zich inspannen om cliënten zo goed mogelijk te ondersteunen, was er sprake
van herkenning van elkaars ervaringen en een sfeer van verwantschap. De deelnemers gaven aan dat ze hierdoor het gevoel hadden dat de gesprekken gingen over waar het volgens hen in hun werk om draait.
De gesprekken maakten echter ook duidelijk dat er verschillend werd gedacht over het belang van cliënten in het licht van de nieuwe werkwijze. Een deel van de deelnemers geeft aan hoe ze soms nog worstelen om de nieuwe werkwijze te verbinden aan wat cliënten volgens hen nodig hebben. Andere deelnemers benadrukken vooral de verbe- tering voor de cliënt, die ze in de nieuwe werkwijze zien ten opzichte van vroeger.
‘Ik krijg weerstand van een cliënt, maar ik moet hem toch zover zien te krijgen dat hij mee- gaat. Dat ik toch ook wel iets begrijp van die weerstand, maar aan de andere kant weet ik ook dat het gewoon anders moet.’
‘Ik zelf heb daar niet zoveel last van, maar ik merk wel dat cliënten daar last van hebben. Zij zijn toch degenen waarom ik werk waar ik werk.’
145