Page 238 - Minder Boos en Opstandig - Revised
P. 238
SAMENVATTING OUDERTRAINING BIJEENKOMST 2 GRONDREGELS VAN GEDRAG:
- Gedrag wordt mede bepaald door de situatie waarin de persoon zich op dat moment bevindt. Daarbij hoort ook het appèl dat door andere mensen op jou als persoon wordt gedaan. Maar ook door hoe je dingen zegt tegen het kind, manier waarop je een opdracht geeft.
- De manier waarop we naar onszelf kijken (de mate van zelfvertrouwen, ons zelfbeeld) bepaalt ook ons gedrag.
- Gedrag wordt ook bepaald door modellen (bijvoorbeeld ouders, vrienden/vriendinnen) in de omgeving (model-leren).
- Gedrag wordt mede in stand gehouden door datgene wat volgt op het gedrag; positieve gevolgen en negatieve gevolgen maken dat we ons op een bepaalde manier gaan gedragen.
BELANGRIJKE PUNTEN BIJ WAARNEMEN VAN GEDRAG:
* Doel van gedrag waarnemen:
- Welk gedrag willen we precies veranderen?
- Hoe vaak komt dat gedrag eigenlijk voor?
- Beter zicht krijgen op wat het kind aan gewenst gedrag al wel en nog niet kan
- Beter zicht krijgen op: wat ging vooraf aan het gedrag, wat volgt op het gedrag (gedrag dus beter
begrijpen)
* Waarnemen van gedrag betekent:
Kijken en luisteren door tellen of meten
* Waarnemen van gedrag doen we in bewoordingen die concreet, zichtbaar gedrag beschrijven. Dus niet: “Peter is lastig.” (Want wat is ‘lastig’? De een vindt een kind sneller
lastig dan de ander, de term ‘lastig’ is niet objectief.)
Maar: “Peter heeft 16 keer om snoep gevraagd.” (Het gedrag is in objectieve
termen beschreven).
BIJ HET WAARNEMEN VAN GEDRAG DOORLOPEN WE DE VOLGENDE STAPPEN:
1. We gaan het gedrag waarnemen in termen van zichtbaar gedrag.
2. We bepalen of we gedrag gaan tellen (hoe vaak komt het voor?) of gaan meten in de tijd (hoe lang doet het zich voor?).
3. In geval van tellen:
a. bepaal welk(e) tijdstip(pen) van de dag u gedrag gaat waarnemen en hoe lang de waarneming duurt. b. tel en noteer.
4. In geval van tijdmeting:
a. bepaal welk(e) tijdstip(pen) van de dag u gedrag gaat waarnemen en hoe lang de waarneming duurt. b. start de meting elke keer als het gedrag voorkomt en noteer hoe lang het gedrag duurt.
Samenvatting oudertraining bijeenkomst 2 - individueel
236 | oudercomponent – individueel