Page 237 - Minder Boos en Opstandig - Revised
P. 237

Op de laag daarboven staat ‘gedrag waarnemen’, ‘orde/regelmaat’, ‘huisregels’ en ‘consequent zijn’. Het is belangrijk om goed te kijken naar wat uw kind nu precies aan gedrag laat zien: wat gaat er goed en wat (nog) niet? Hierbij gaat het om zo objectief mogelijk gedrag waar te nemen. We zijn vaak geneigd om te zeggen ‘Peter is lastig’, maar wat is dat dan? Vraagt Peter 10 keer om snoep, schopt hij zijn zus of schreeuwt hij vijf minuten?
Tevens komt hier de basale structuur aanbod in de vorm van ‘orde/regelmaat’ en ‘huisregels’ in de vorm van verboden en verwachtingen. ‘Consequent zijn’ behoort ook tot de basale structuur.
De laag daarboven staat ‘herbenoemen’, ‘opdrachten geven’ en ‘prijzen en belonen’.
Hier komt bijvoorbeeld aan de orde hoe we een kind een opdracht kunnen geven met de beste kans van slagen? We kunnen wel een opdracht geven en dan daar veel bij vertellen en uitleggen, maar dan is het kind vaak al vergeten wat het moest doen. Ook geven we weleens een opdracht terwijl het kind net zit te lezen, waardoor de kans van slagen klein is.
‘Herbenoemen’ gaat over iets positief formuleren in plaats van zeggen wat je niet wilt. Bijvoorbeeld als uw kind hard schreeuwt, in plaats van te zeggen: Hou op met schreeuwen, nu zeggen: Praat rustig alsjeblieft. Ook wordt besproken hoe je door ‘prijzen en belonen’ gedrag op een positieve manier kan veranderen. Een voorbeeld van prijzen is dat u als ouder uw kind een complimentje geeft over iets wat het goed heeft gedaan. U kunt uw kind ook belonen door het bijvoorbeeld 15 minuten later naar bed te laten gaan. Complimenten geven (en ontvangen) is overigens niet zo makkelijk. Dit geldt zowel voor ouders als voor kinderen.
De bovenste twee lagen gaan over het omgaan met ongewenst gedrag. Hoe gebruiken we negatieve gevolgen/ straffen als ‘negeren’, ‘apart zetten’ en het ‘wegnemen van iets leuks’? Wat is het en wanneer pas je het toe?
In welke bijeenkomst wat wordt besproken en geoefend ziet u op het inhoudelijke overzicht. ***
WAT IS GEDRAG?
* Onder gedrag verstaan we alles wat iemand doet.
* Er zijn twee soorten gedrag:
1. automatisch gedrag (bijvoorbeeld knipperen met de ogen bij fel licht).
2. aangeleerd gedrag (bijvoorbeeld schelden), het gedrag dat het gevolg is van leerprocessen.
Dit type gedrag kan niet alleen aangeleerd, maar ook afgeleerd worden. Dit is dan ook het soort gedrag waar we ons als opvoeders op (gaan) richten.
De komende tijd gaan we kijken naar het gedrag van uw kind. Dit gedrag staat niet op zichzelf maar vindt altijd plaats in een bepaalde situatie. In een schema ziet het er als volgt uit.
Het gedrag wordt gezien in de volgende reeks:
VOOR - GEDRAG - NA A= Antecedent =
B= Behavior =
C= Consequentie =
VOOR = GEDRAG = NA =
wat er aan vooraf gaat
het gedrag dat het kind vertoont wat er op volgt
   Ter verduidelijking het volgende voorbeeld:
- Mees is aan het lezen en krijgt van moeder de opdracht om de tafel te dekken: “Mees, dek even de
tafel alsjeblieft.” (VOOR)
- Mees dekt de tafel (GEDRAG)
- Moeder geeft Mees een complimentje: “Fijn, dat je de tafel hebt gedekt, dan kunnen we eten.”(NA)
Samenvatting oudertraining bijeenkomst 1 - individueel
samenvattingen | 235







































































   235   236   237   238   239