Page 93 - POLITIEK OF MANAGEMENT?
P. 93

OPERATIONALISERING EN ONDERZOEKSAANPAK
casussen in vergelijking met niet intergemeentelijk georganiseerde sociale diensten. Ook dat stuit op complicaties:
Ten eerste verschilt de wijze waarop de exploitatiekosten in de jaarrekeningen worden opgebouwd en gepresenteerd per casus en zelfs binnen een casus is deze niet over alle jaren eenduidig. Dat maakt een zuivere vergelijking lastig. Ten tweede zijn voldoende vergelijkbare benchmarkgegevens ten aanzien van de exploitatie voor een vergelijking met gemeentelijke sociale diensten zeer moeilijk te verkrijgen.
En als het al lukt om bruikbare benchmarkgegevens te verkrijgen zijn ten slotte
voor deze gemeentelijk georganiseerde sociale diensten vooral de materiële
lasten als onderdeel van de exploitatie bij de gemeentelijke rekening niet 3 eenduidig toe te rekenen aan de sociale dienst, waardoor de vergelijkbaarheid
wordt aangetast.
Als alternatief richten wij ons derhalve op het aantal medewerkers (formatie).
Hieronder wordt voor deze indicator toegelicht waarom deze is gekozen en hoe
deze is toegepast.
Cliënten en inwoners per formatieplaats
De exploitatie van de sociale dienst wordt voor het grootste deel (circa 75% à 80%) bepaald door personele kosten27. Dat impliceert dat de omvang van de formatie van grote invloed is op de kosten van de exploitatie. Daarbij laten wij buiten beschouwing dat naast kwantitatieve verschillen er ook sprake kan zijn van kwalitatieve verschillen in de formatie. Verschillen in inschaling werken veel minder hard door in de salariskosten dan verschillen in formatieplaatsen.
De (kwantitatieve) formatie is in vergelijking met de totale exploitatiekosten meer eenduidig toe te rekenen. Eventuele vervuilende factoren (zoals een leerplicht ambtenaar als onderdeel van de formatie van een sociale dienst, terwijl deze in andere gemeenten niet tot de sociale dienst behoort) zijn goed te onderkennen en kunnen buiten de vergelijking worden gehouden. Dat maakt de formatieomvang een bruikbare indicator voor efficiency. De formatie kan worden afgezet tegen het aantal inwoners en tegen het aantal cliënten. Ook Pol en Herweijer (1995) nemen in hun onderzoek naar effecten van gemeentelijke herindeling de verhouding tussen formatieplaatsen en cliënten als indicator voor doelmatigheid.
27 Dit blijkt uit bestudering van de jaarverslagen van de drie casusorganisaties.
91


































































































   91   92   93   94   95