Page 41 - POLITIEK OF MANAGEMENT?
P. 41
VIER PERSPECTIEVEN OP OPENBAAR BESTUUR
bij nadere beschouwing in elkaars verlengde liggen. In 1987 spreekt Snellen
over de vier rationaliteiten van overheidsbeleid. Deze komen terug in zijn
boek over de grondslagen van de bestuurskunde (2007). Hij formuleert vier
‘gesloten stelsels van criteria voor verantwoord handelen’ voor de overheid. Hij
noemt deze vier‘rationaliteiten’. Elk stelsel vormt een trekkracht waarbinnen het
collectief en institutioneel handelen (beleid) tot stand komt. Snellen laat zien 2 hoe de vier rationaliteiten met elkaar in conflict kunnen komen. Hij wijst op de
gevaren van een structurele onbalans tussen deze rationaliteiten, zowel voor het overheidsbeleid en de overheid op zichzelf als voor de evaluatie daarvan. Snellen onderscheidt de volgende vier rationaliteiten:
1) De politieke rationaliteit die zich richt op de strijd om het beleid en de spelregels waarbinnen tegengestelde belangen worden afgewogen.
2) De juridische rationaliteit die zich richt op de handhaving van het
rechtsvertrouwen.
3) De economische rationaliteit die zich richt op de verdeling van de
schaarse publieke middelen.
4) De technische en (sociaal)wetenschappelijke rationaliteit die zich richt
op de technische en wetenschappelijke afweging en beoordeling van
beleidsmaatregelen in relatie tot de beoogde beleidseffecten.
Deze rationaliteiten zijn primair kenmerken van het te bestuderen object en niet verschillende perspectieven daarop (Zouridis, 2009). De rationaliteiten bieden daarnaast echter ook een perspectief om de effecten van het institutioneel handelen van de overheid te interpreteren en beoordelen.
De eerste drie rationaliteiten liggen in het verlengde van de drie perspectieven van Rosenbloom, Kravchuk en Clerkin (2009). De vierde rationaliteit van Snellen (2007) is van een wat andere aard. De eerste drie kunnen elk worden gekoppeld aan een bepaalde rolopvatting. Ten eerste de overheid als politieke arena waar belangen worden afgewogen en maatschappelijke idealen en doelen worden nagestreefd. Ten tweede de overheid als maker, uitvoerder en hoeder van het recht. En ten slotte de overheid als bedrijf dat met eindige middelen bepaalde producten en diensten moet leveren. De vierde rationaliteit wordt, wanneer deze niet als ‘trekkracht’, maar als perspectief wordt gebruikt, een methodische invalshoek, die ook overkoepelend bij de beoordeling van effecten op de eerste drie rationaliteiten kan worden toegevoegd. Zoals Snellen het bedoelt, gaat het in de vierde rationaliteit om het langs ‘neutrale’ technocratische weg kiezen en beoordelen van maatregelen om een beleidsdoel te realiseren.
39