Page 279 - POLITIEK OF MANAGEMENT?
P. 279

de plusregio’s op waren gebaseerd. Dit illustreert de dominante weerstand tegen de vierde bestuurslaag. Hulst en Van Montfort (2007c) laten overigens zien dat weerstand tegen een extra direct gekozen bestuurslaag als alternatief voor het indirecte intergemeentelijke bestuur ook in andere Europese landen op weerstand stuit. Vooralsnog hebben wij te maken met een systeem dat elke gemeente dezelfde taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden heeft, ongeacht de omvang.
Misschien vraagt de toegenomen differentiatie van cirkels binnen onze samenleving om een meer gedifferentieerde opbouw van ons openbaar bestuur. Binnen het bestaande stelsel betekent dat toch dat gemeenten per taakveld nadenken of samenwerking wenselijk is en zo ja met welke partners. De door Nehmelman (2015) bekritiseerde“lappendeken”van samenwerkingsverbanden moeten wij dan op de koop toe nemen.
Een meer radicale herinrichting van het territoriaal bestuur zou betekenen dat
wij toch een vierde bestuurslaag op basis van directe verkiezingen accepteren.
Gemeenten zouden dan taken die op basis van verschillende, niet uitsluitend bedrijfsmatige maar ook politieke, juridische en maatschappelijke maatstaven,
beter op een andere schaal georganiseerd kunnen worden moeten afstaan.
De gemeente zou dan beperktere taken en competenties overhouden en zich
vooral richten op die terreinen die een lokale aanpak vragen. Baldersheim
en Rose (2010) signaleren een verband tussen de omvang van taken en verantwoordelijkheden van de gemeentelijke overheid in een land en de
gemiddelde gemeentegrootte. Vooral in landen met gemiddeld kleine
gemeenten is het taakgebied van de gemeente beperkt. Zij tekenen daarbij wel
aan dat in landen met gemiddeld grotere gemeenten het taakgebied niet per
definitie ook groter is. De Engelse ‘civil parish’ is een meer extreem voorbeeld
van de gemeente met een smal taakgebied (Hulst & Van Montfort, 2007c). Het
is echter de vraag of gemeentelijke taken en competenties in een model, waar
meer taken bij een nieuwe regionale laag worden ondergebracht, dusdanig 7 ver hoeven te worden ingeperkt en overgedragen aan grotere territoriale
verbanden.
Een dergelijke herziening van onze territoriale inrichting zal er niet zo snel komen. Maar wij pleiten er wel voor dat bij toekomstige samenwerkingsinitiatieven ook wordt gekeken naar de vraag wat een passend gebied is om te komen tot samenwerking, zowel ten aanzien van de te bereiken schaal als de samenhang in de betreffende problematiek.
REFLECTIE
277


































































































   277   278   279   280   281