Page 276 - POLITIEK OF MANAGEMENT?
P. 276
Hoofdstuk 7
samenwerking. In afwachting van de resultaten van het promotieonderzoek van Niaounakis lezen wij in de voorlopige onderzoeksresultaten in ieder geval een bevestiging van onze waarschuwing voor een te optimistische verwachting van bedrijfseconomisch schaalvoordeel. Maar ook zou de vaststelling dat het schaaloptimum in ieder geval verschilt per activiteit kunnen worden opgevat als een argument voor intergemeentelijke samenwerking boven herindeling. Bij samenwerking kan immers per taakveld besloten worden of en op welke schaal samengewerkt zal worden.
Denters, Goldsmith, Ladner, Mouritzen en Rose (2014) hebben een studie verricht naar de effecten van schaal op het democratisch bestuur in vier Europese landen, waaronder Nederland. Zij concluderen dat er geen eenduidig bewijs is dat schaalvergroting tot bedrijfsmatige voordelen zou leiden. Zij komen tot de conclusie dat de effecten op veel aspecten van het openbaar bestuur beperkt zijn en suggereren dat effecten van schaal ten gevolge van sociologische en technologische ontwikkelingen in de laatste decennia zijn afgenomen. Maar zij wijzen er op dat de vraag of een effect als klein of groot wordt beschouwd ook sterk samenhangt met het perspectief van de observator. Ook concluderen zij dat vanuit het oogpunt van lokale democratie de effecten van schaalvergroting eerder negatief dan positief zijn.
Als wij het bedrijfsmatige perspectief verlaten en vanuit andere invalshoeken naar schaal kijken, dan levert dat misschien een beter antwoord op de vraag welke schaal passend is. Is het niet relevanter om te reflecteren op de vraag op welk niveau wij onze politiek-bestuurlijke besluitvorming en de uitvoering daarvan willen vormgeven? Zo wijzen Hulst en Van Montfort (2007b) op het verschil tussen landen met een lokaal bestuur dat sterk is gericht op gemeenschap en politieke participatie op lokaal niveau en landen met een meer op dienstverlening gericht lokaal bestuur. Dit werkt ook door in de aard van intergemeentelijke samenwerking. Het gezamenlijk organiseren van diensten voor de burgers heeft een ander karakter dan het bovenlokaal afstemmen van politieke doelen (Hulst & Van Montfort, 2007c).
In onze casussen is nauwelijks aandacht voor de vraag op welk niveau politiek- bestuurlijke besluitvorming of afstemming wenselijk is. In de ontstaansfase van onze casussen valt op dat de vraag omtrent het passende niveau zich beperkt tot de gedachte dat de deelnemende gemeenten elk voor zich, zich te klein en daarmee kwetsbaar achten om de toenemende complexiteit ten
274