Page 22 - POLITIEK OF MANAGEMENT?
P. 22

Hoofdstuk 1
groot deel van de Franse gemeentelijke herindeling teruggedraaid, maar in de eerste 10 jaar na de invoering van de Gemeentewet in 1851 verdwijnen er door herindeling 74 gemeenten. Het gaat dan vooral om heel kleine gemeenten, vaak oude heerlijkheden. Bij twee gemeenten gebeurde dat omdat daar helemaal geen inwoners meer waren. Hoewel ook na 1851 van tijd tot tijd gemeenten worden gefuseerd blijft het aantal herindelingen lange tijd klein. Na de eerste wereldoorlog volgt een reeks herindelingen, vooral gericht op het vergroten van het grondgebied van Amsterdam. Tijdens de tweede wereldoorlog is de Duitse bezetter actief met het herinrichten van het lokaal bestuur in Nederland, onder meer met een reeks herindelingen, die na de oorlog niet werden teruggedraaid. Daarna werd, tot de jaren zestig van de vorige eeuw een terughoudend herindelingsbeleid gevoerd (Waltmans, 1994).
Vanaf de jaren zestig nemen herindelingen echter toe en duikt het idee van een minimale schaal voor de gemeente telkens weer op. Wat een passend minimum zou moeten zijn vertoont daarbij een stijgende lijn. Halverwege de jaren zestig noemt Brasz 5.000 inwoners als minimum (Brasz, 1966). In 1969 hanteert minister Beernink 6.000 inwoners als ondergrens. In de jaren zeventig gaat minister de Gaay-Fortman uit van 10.000 inwoners en ook minister Rietkerk noemt begin jaren tachtig dit aantal (Korsten, Abma, Schoenmaker & Schutgens, 2007, p. 27). Fokkens (1985) hanteert 18.000 als minimum. In 1994 wordt in VNG-kring gediscussieerd over een ondergrens, waarbij 40.000 inwoners als minimum wordt geopperd, al ontstaat daarover geen consensus (VNG, 1996). Met de huidige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is de ondergrens weer flink verhoogd: “Op langere termijn zouden er alleen nog gemeenten moeten zijn van in beginsel 100.000+ inwoners ...” (Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, 2013a, p. 2). In zijn brief aan de kamer stelt hij: “Gemeenten hebben deze opschaling nodig om een goede partner te zijn voor maatschappelijke organisaties zoals zorginstellingen en om financiële risico’s te kunnen dragen en te beschikken over de benodigde kennis en capaciteit” (2013, p. 2). Of gemeenten bij een dergelijke opschaling nog werkelijk dicht bij de burger kunnen staan is een vraag die daarbij niet wordt gesteld.
20


































































































   20   21   22   23   24