Page 74 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 74
Hoofdstuk 2
instantie hebben diverse kameraars kosten opgenomen betreffende gewapende conflicten. Onder deze categorie vallen de uitgaven voor de bouw van verdedigingswerken, het zenden van soldaten, levensmiddelen, gereedschap, bouwmateriaal en wapentuig.
Hoewel deze rekeningen dus feitelijke informatie weergeven over gebeurtenissen waaraan de kameraars geld hebben uitgegeven, moeten we voorzichtig zijn met het gebruiken daarvan. Veelal zijn de beschrijvingen zo beknopt dat het zonder achtergrondkennis van de periode niet mogelijk is om deze in bredere context te plaatsen. Een probleem is verder dat de gebeurtenissen vaak verspreid staan over diverse rubrieken. Er waren namelijk vanaf 1345 in Deventer twee kameraars actief die elk hun eigen boekhouding bijhielden en de kostenposten ook nog eens in verschillende rubrieken onderbrachten.85 Het kan dus goed zijn dat de eerste kameraar bij de rubriek ‘Vor Ridinghe’ melding maakt van bodeverkeer over de zaak van een zekere edelman, maar dat we pas in de rekening van de tweede kameraar van het betreffende jaar onder de rubriek ‘Van Alrehande Zaken’ lezen dat deze zekere edelman bezig was met kasteelbouwwerkzaamheden die Deventernaren als dreigend beschouwden.
Voor de Zwolse kameraarsrekeningen gelden ook voornoemde kanttekeningen. Deze maandrekeningen zijn niet allemaal voor elk jaar bewaard gebleven. Wel hebben de kameraars van de maandrekeningen van elk jaar later korte samenvattende overzichten gemaakt, de zogenoemde jaarrekeningen.86 In verhouding tot de Deventer kameraarsrekeningen zijn de Zwolse maandrekeningen en vooral de jaarrekeningen veel beknopter.
Behalve oorkonden en stadsrekeningen vinden we ook informatie over kastelen in verhalende bronnen. Verreweg de belangrijkste verhalende bron voor de twaalfde eeuw en het eerste kwart van de dertiende eeuw is de Quedam Narracio ofwel de Narracio. Deze Latijnse tekst is geschreven door een anonieme, vermoedelijk Friese, schrijver tussen 31 oktober 1232 en 26/27 juli 1233.87 Hoewel de Narracio vanuit de bisschoppelijke partij is opgesteld, geeft deze bron bij zorgvuldige en kritische beschouwing veel relevante informatie over de toenmalige kastelenpolitiek van de bisschoppen voor een periode waarvoor nauwelijks oorkonden overgeleverd zijn.
Voor de veertiende eeuw kunnen we gebruik maken van een andere verhalende bron, namelijk de Croniken van den Stichte Utrecht ende van Hollant. De auteur Johannes de Beke schreef dit werk kort na 1346.88 Daarna hebben meerdere anonieme schrijvers de kroniek voorgezet. Het gedeelte over de periode 1346 tot 1393 is door de zogenoemde Vermeerderaar geschreven. Daarna hebben diverse andere anonieme schrijvers kortere bijdragen aan de tekst geleverd tot aan de tijd tot 1417.89 Dit laatste deel staat bekend als ‘Het Vervolg’.90 Daarin vinden we ook veel relevante informatie over Overstichtse kastelen. Anders dan bij de Quedam Narracio kunnen vele vermeldingen hieruit worden vergeleken met andere kronieken en oorkonden, zodat een goed beeld kan worden gevormd over de betrouwbaarheid van de schrijvers. Daaruit blijkt overigens dat Beke en zijn opvolgers lang niet altijd nauwkeurig zijn in hun beschrijvingen over kastelen.91
Aanvullend op deze twee belangrijke verhalende teksten zijn er ook enkele die een minder overkoepelend karakter hebben en alleen spreken over één of enkele gebeurtenissen met betrekking tot één of enkele kastelen. Deze bronnen worden in de betreffende catalogustekst besproken.92 We moeten ons bij het gebruik van verhalende bronnen realiseren dat de informatie minder betrouwbaar is dan die in de oorkonden en de kameraarsrekeningen. Niet alleen telt mee dat kroniekschrijvers zelf vaak partijdig waren, ook moeten we bedenken dat zij vaak gebruik maakten van oudere secundaire of tertiaire bronnen om hun verhaal aan te vullen. Dit overschrijven heeft vaak tot onnauwkeurigheden geleid.93
85 De Meyer 1968: XI-XII.
86 Elte & Berkenvelder 1970: 199.
87 Van Rij 1989: IV-XI.
88 Bruch 1982: VII.
89 Bruch 1982: VIII.
90 Bruch 1982: LVIII, LIX.
91 Zie in de catalogus ‘Blankeweer’, ‘Eerde’, ‘Saterslo’, ‘Voorst’, ‘Ter Molen’, ‘Laar’.
92 Nass 2006; Winkelmann 1864; Jansen & Janse 1991; Jamar & Van Kalveen 2005.
93 Een mooi voorbeeld van deze onnauwkeurigheden zijn de beschrijvingen over de verwoesting
72