Page 70 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 70
Hoofdstuk 2
Behalve deze vroege opgraving zijn tot aan ongeveer 1960 geen opgravingen meer verricht naar Overstichtse kastelen. Hulshoff wist echter in samenwerking met de Nederlandse Jeugdbond voor Geschiedenis (NJBG) in de jaren zestig en zeventig vier grootschalige archeologische onderzoeken uit te voeren, namelijk Den Dam, Weleveld, Olidam en Grimberg.63 Hij voerde deze opgraving uit in het kader van een zomerkamp voor de jeugdige leden van de NJBG. De opgravingsdocumentatie is echter matig en er zijn slechts enkele veldtekeningen bewaard gebleven. Hulshoff, die verantwoordelijk was voor de officiële verslaglegging, heeft de onderzoeken summier uitgewerkt en publiceerde vooral zijn interpretaties over de architectuur en het vondstmateriaal, maar besteedde nauwelijks aandacht aan de uitwerking van de waarnemingen waarop hij zijn interpretaties baseerde.
Van de campagnes met betrekking tot kasteel Coevorden, die onder leiding van Renaud zijn uitgevoerd in de jaren zestig, zijn wel veel veldtekeningen bewaard gebleven. De relaties tussen vondsten en grondsporen zijn ook in dit geval nauwelijks gedocumenteerd op de veldtekeningen. Tot een uitgebreide rapportage van de archeologische resultaten is het nooit gekomen. Dit geldt ook voor het door de archeoloog Waterbolk opgegraven kasteel de Gronenburg en het door de archeoloog Van Giffen opgegraven kasteel De Waterburcht.64 Beide onderzoekers hebben weliswaar korte verslagen gepubliceerd maar kwamen niet toe aan een uitgebreide archeologische rapportage. Enkele veldtekeningen van de opgraving naar de Waterburcht zijn zelfs verdwenen.
Het uitgebreide onderzoek naar terreinen Zernike, Huis Hengelo, de Waardenborg, Werkeren, Elba, de Kranenburg en de Kuinderburchten is wel goed gedocumenteerd.65 De verslagen van deze opgravingen bieden dan ook de meeste inzichten in de ontwikkeling en opzet van de Overstichtse kastelen. In het geval van kasteel Gerner was er weliswaar sprake van een grootschalige opgraving, maar vonden de archeologen vooral sporen van de opvolger van deze burcht.66 Op de terreinen van Ter Molen en Bevervoorde zijn tevens grootschalige opgravingen verricht, maar daar vonden de opgravers geen restanten van een kasteel dat met zekerheid van vóór 1450 dateerde.67
De hoofdburchten van vier terreinen zijn succesvol geofysisch onderzocht. Het gaat om de kastelen Arkelstein, Buckhorst, Selwerd en de Waterburcht.68 Helaas hebben de onderzoekers die zich hiermee bezighielden hun gegevens niet of in beperkte mate getoetst zodat zij weinig uitspraken konden doen over de fasering en functies van de gevonden structuren.
De kleinere opgravingen leverden wisselende resultaten op. Zo was het onderzoek naar de Klinkenberg redelijk succesvol, aangezien de archeologen op basis van de verzamelde gegevens belangrijke uitspraken konden doen over de gebruiksduur en het gebruikte bouwmateriaal.69 Dat geldt ook voor het proefsleuvenonderzoek naar Diepenheim-II, waar Renaud globaal de verschijningsvorm en datering van de oudste hoofdburcht kon vaststellen.70 De opgravingen naar Twickel, Eerde en Duivelshof leverden tevens inzichten op over middeleeuwse delen van deze sites.71 Dat kan niet worden gezegd voor het onderzoek naar Borgbarchien, Vollenhove, Hondeborg te Zenderen, Hölterhof en Wolfsbarge, aangezien bij het onderzoek weinig middeleeuwse sporen van deze kastelen werden gevonden.72 Bij de opgravingen naar de Blankenborg en de Slingeborg vond men het kasteel niet eens.73
63 Hulshoff 1964a; Hulshoff 1964b; Hulshoff 1965; Hulshoff 1966a; Hulshoff 1966b; Hulshoff 1970.
64 Anonimus 1966; Anonimus 1967; Spiekhout 2013; de opgraving naar de Gronenburg was tot voor
kort niet gepubliceerd.
65 Wieringa & Helfrich 2010; Janssen & Verlinde 1977; Clevis 2005; Kortekaas 1994; Klomp 2008; Klomp 2009; Van Doesburg & De Boer 2001.
66 Verlinde & Van Beek 1976; Verlinde & Van Beek 1977; Verlinde & Van Beek 1978.
67 Verlinde 1999: 179-182; Verlinde 1996: 155.
68 Bartels et al. 2007; Warning & Jordanov 2010; Exaltus & Orbons 1995; Van Vilsteren 1989.
69 Van Doesburg 2002.
70 Renaud 1962.
71 Van Dalfsen 2011; Scholte Lubberink 2002; Scholte Lubberink 2006.
72 Van Doesburg 2002; Scholte Lubberink 2013; Renaud 1969; ARCHIS wng nr. 402613; Groenendijk 1986.
73 Coops 1969; ARCHIS wng nr. 402617.
68