Page 600 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 600
598
Samenvatting
functioneerden nu als militaire, juridische, economische en administratieve centra van de laatmiddeleeuwse territoriale ambtenarenstaat. Deze politiek werd voorgezet onder Rudolf van Diepenholt, die alsnog de Blankenborg aankocht en de burcht Enschede in zijn bezit had. Het Oversticht was met dat al rond 1450 uitgegroeid tot een gesloten, door kastelen en landweren beveiligd territorium.
De analyse van het territoriale kastelenlandschap in hoofdstuk 3 bracht twee opvallende verschijnselen aan het licht. In eerste instantie merkten we op dat de twee oudste kastelen een afwijkende ligging hadden in het landschap ten opzichte van de andere onderzochte burchtterreinen: ze waren gebouwd in de wildernis. Een tweede waarneming was dat op de kaart van het Oversticht enkele opvallende concentraties van (mogelijke) kastelen zichtbaar zijn, namelijk rondom de stad Groningen en de Kop van Drenthe, in Zuidwest-Drenthe, in Zuidwest-Twente, langs de rivieren de Regge en de Vecht en langs de IJssel tussen de steden Deventer en Zwolle. In hoofdstuk 4 en 5 hebben we twee kastelenlandschappen op lokaal en micro-regionaal niveau meer gedetailleerd en interdisciplinair bestudeerd om zo duidelijkheid te krijgen in deze verschijnselen. Het model van kasteellandschap vormde de leidraad voor de opzet van deze studies. Eerst reconstrueerden we het fysieke landschap en vervolgens plaatsten we deze gegevens tegen de ontwikkeling van het machtslandschap. Uiteindelijk resulteerde dit in een schets van de langetermijnontwikkeling van het kastelenlandschap van de deelstudiegebieden.
Voor de casus van de Hunenborg hebben we in samenwerking met de historisch-ecoloog H. Smeenge en de archeoloog H. Scholte Lubberink veldwerk kunnen verrichten. De daaruit voorgekomen data zijn gebruikt voor de reconstructie van het middeleeuwse lokale kasteellandschap. Het veldwerk was gericht om gegevens te verzamelen over ouderdom, gebruiksduur, functies en bouwheer van de burcht en het omringende gebied. Als eerste hebben we in deze casus de resultaten van het archeologisch onderzoek besproken. Daaruit blijkt dat de Hunenborg rond 1050/1075-1100 is gebouwd en rond 1200 is verlaten. Vervolgens is het omringende landschap voor en tijdens het gebruik van de burcht gereconstrueerd. Smeenge heeft vastgesteld dat het landschap ten tijde van de Hunenborg aan verandering onderhevig is geweest. De bouwheer heeft het kasteel laten bouwen op een bolle dekzandkop te midden van een vrijwel ongestoord groot bosgebied. In de dertiende eeuw, toen de Hunenborg werd verlaten, vernatte dit landschap echter als gevolg van bovenstrooms gelegen ontginningen. Waarschijnlijk heeft men toen de toegangsweg naar de burcht verhoogd. Door vervolgens een gedetailleerde reconstructie te maken van het machtslandschap en de resultaten te vergelijken met die van het territoriale kasteellandschap is aannemelijk gemaakt dat de Hunenborg een bisschoppelijk kasteel was.
In hoofdstuk 5 hebben we als casus het cluster Zuidwest-Twente nader uitgewerkt. Dat stelde ons in staat de wederzijdse invloed tussen kasteel en landschap door de tijd nauwkeurig op regionaal niveau te volgen. Op deze manier wilden we meer inzicht krijgen in de dynamiek van dergelijke clusters. We hebben in deze deelstudie verschillende mechanismen achter de ontwikkeling van het kastelenlandschap kunnen blootleggen, namelijk het ontstaan van een kasteellandschap van edelvrijen, de verandering van een kasteellandschap als gevolg van de bisschoppelijke bemoeienis, en de bouw van veertiende en vijftiende-eeuwse residenties van edelen, in het bijzonder die van de borgmannen.
Kasteel Diepenheim bleek een goed voorbeeld van de ontwikkeling van een kasteellandschap rondom een stamburcht. We zien hier dat een edelvrije op eigen goed een burcht bouwde die generaties lang fungeerde als residentie voor het geslacht Van Diepenheim en later Van Dale-Diepenheim. In dit specifieke geval heeft de eigenaar het kasteel, nadat het was verwoest, verplaatst naar een voor hem gunstige plek in het landschap. Dat neemt niet weg dat zowel het eerste als tweede kasteel het kloppende hart van de territoriale macht van de heren Van Diepenheim en Van Dale-Diepenheim heeft gevormd. Aan de basis van de kasteelstichting stond het patrimoniale bezit van de heren van Diepenheim. Gaandeweg wist het geslacht rondom dit bezit veel goederen en rechten naar zich toe te trekken. Wie rond 1300 de heerlijkheid zou binnenstappen, trof een gebied aan waar de macht van het