Page 599 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 599

                                Rond het midden van de veertiende eeuw ontwikkelde het kastelenlandschap van het Oversticht zich in een andere richting. Dat kwam omdat, behalve de adel, nu ook de steden over een sterke eigen machtsposities beschikten en die wensten te behouden en uit te breiden. De vier hoofdsteden van het Oversticht waren Groningen, Deventer, Zwolle en Kampen. De Sallandse steden werkten veel met elkaar samen en besloten vanaf ongeveer 1350 steun te bieden aan de bisschop, die tot dan toe niet meer tegen autonome vazallen kon optreden als gevolg van zijn al meermaals genoemde zwakke financiƫle positie. Zwolle, Deventer en Kampen ondervonden namelijk veel hinder van kasteelbezitters die het handelsverkeer belemmerden. De Sallandse steden hadden er dus belang bij dat hun macht werd gebroken. Dat deden ze door met eigen troepen de burchten te verwoesten of te slechten. Soms regelde een stad zelf de belegering. Soms ook werkten de drie steden samen, in coƶperatie met de bisschop. Dat laatste gebeurde vooral tijdens de episcopaten van Jan van Arkel (1342-1364), Floris van Wevelinkhoven (1379-1393) en Frederik van Blankenheim (1393-1423). De Groningers wilden evenmin kastelen rondom de stad hebben. Zij regelden de verwoesting of sloop van hinderlijke versterkingen in de buurt zonder bisschoppelijke inmenging.
We zien zo dat tussen ongeveer 1350 en 1400 de steden, al dan niet in samenwerking met de bisschop, verschillende expedities uitvoerden tegen individuele kasteelheren. Het doel van dit soort tochten was om de versterkingsarchitectuur van de adellijke huizen te slopen. Soms verwoestten de steden zoals gezegd de versterkingen zelf. Maar het kwam ook voor dat ze een burcht opkochten om die vervolgens te laten slechten. Verder zagen de Sallandse steden er met de bisschop op toe dat edelen geen nieuwe kastelen meer bouwden met een militair- functionele architectuur. Dat betrof rond 1380 met name de laaggelegen edelmanshuizen met een sterke hoofdburcht die werden omringd door meerdere grachten en eventueel bolwerken. Deze maatregel betekende dat na ongeveer 1380 in Salland, en na ongeveer 1400 in de rest van Oversticht, geen van de edelmanswoningen nog een militair-functionele verdedigingsarchitectuur had, of slechts een zeer beperkte.
Parallel aan deze ontwikkeling liep de beveiliging van de grenzen van het Oversticht door middel van de constructie van kastelen en landweren. Eerst wist de bisschop (vooral Jan van Arkel en Floris van Wevelinkhoven) in samenwerking met Zwolle, Deventer en Kampen het land Salland veilig te stellen door de bouw van Arkelstein, Waardenborg, Hardenberg en de aanleg van de Sallandse landweer. Deze verdedigingswerken lagen, net als de oudere bisschoppelijke kastelen, op strategische plekken in het landschap, veelal daar waar een land- of waterweg een grens kruiste. Een verschil met de eerdere perioden was dat er nu echt sprake was van een systematisch georganiseerde territoriale grenskastelenbouw. De bisschop vertrouwde het beheer van elk van deze nieuwe kastelen niet meer toe aan een burggraaf die zijn ambt erfelijk in leen had, maar aan een afzetbare kastelein. Zo hoopte hij te voorkomen dat de beheerders zich de hun toevertrouwde versterkingen zouden toe-eigenen. Omdat de steden nu zo vaak samenwerkten met de bisschop, hadden zij ook zeggenschap in de aanstelling van kasteleins. Daarnaast bouwden ze ook zelf versterkingen.
Frederik van Blankenheim was uiteindelijk de man die de bisschoppelijk-territoriale macht
ook in de andere delen van het Oversticht wist de consolideren, te weten in Twente, Drenthe
en het Gorecht. Tijdens zijn episcopaat is het aantal permante bisschoppelijke kastelen flink uitgebreid door de bouw van Venebrugge, Slingeborg en Blankenham, de aan/terugkoop van S Kuinre en de herovering van Coevorden. In het geval van laatstgenoemde twee burchten liet
Frederik een nieuwe versterking bouwen omdat de reeds bestaande bouwwerken kennelijk niet aan zijn eisen voldeden. Vollenhove bleef al die tijd functioneren. De Twents/Sallandse landweer en die bij Venebrugge zijn eveneens in de tijd van Frederik aangelegd. Vijf tijdelijke versterkingen en een landweer bij Groningen zijn ook op het initiatief van deze bisschop opgetrokken, in het kader van de Utrechts-Groningse oorlog. Deze burchten zijn echter aan het einde van het conflict ook weer afgebroken. Frederik had nog meer plannen. Zo wilde hij onder andere de Blankenborg bij Haaksbergen aankopen. Door de grenzen van dit gebied af te schermen met landweren en kastelen hoopten de bisschop en de steden dreiging van buitenaf te kunnen weren en de interne orde te handhaven. De bisschoppelijke burchten
Samenvatting
597
 

























































































   597   598   599   600   601