Page 572 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 572
de interpretatie van luchtfoto’s. De resultaten van deze opgraving zijn samengevoegd op een kaart.845 Behalve de ligging van vier grachten hebben de onderzoekers de locatie van de latere havezate Ter Borch weten te lokaliseren op het westelijke eiland. Op het oostelijk kasteeleiland, dat D-vormig was, vonden zij geen fundamenten. Aangezien de gracht rondom dit eiland erg breed was, vermoedt Van Vilsteren dat hier oorspronkelijk een motte lag die was opgeworpen met de vrijgekomen grond van de gracht. De archeologen wisten ook de ligging van de oprijlaan van de latere havezate Ter Borch te traceren.846 Inmiddels blijkt op het AHN2 dat de Waterburcht nog een omvangrijker en complexer grachtenstelsel heeft gekend dan Van Vilsteren in 1989 kon reconstrueren.
Figuur 1 Waterburcht: Een uitsnede van het AHN2 van de Waterburcht te Eelde. Aan de zuidzijde zijn tenminste zeven grachten zichtbaar, aan de oostzijde vijf. Ter hoogte van de haakse hoek zijn de wallen beter zichtbaar gemaakt. Aan de noordoostelijke wegkant buigen de grachten af richting het noordoosten: mogelijk omsloten deze grachten een terrein.
Bouwgeschiedenis: -
Iconografie: -
Geschiedenis: In de literatuur wordt de Waterburcht geassocieerd met de residentie van de schout van Eelde, hoewel deze koppeling niet met zekerheid te bewijzen is. Ene Bertold uit Eelde is omstreeks 1200 waarschijnlijk door de bisschop beleend met het schoutambt van Drenthe in het vierde bisschopsjaar, dat is het jaar waarin oorspronkelijk de bisschop zelf recht sprak. De andere drie jaren deed de bisschoppelijke burggraaf op het kasteel Coevorden dat.847 De eerste vermelding van een schout van Drenthe naast de burggraaf van Coevorden dateert van 1206-1207.848
Gedurende de dertiende eeuw woonden Bertold en zijn nakomelingen in Eelde en waren zij betrokken bij de partijstrijd tussen de Groningse prefect en de bisschop enerzijds en de
845 Van Vilsteren 1989: 52.
846 Van Vilsteren 1989.
847 Blok 1985: 154. Zie ook Maris 1954: 45 en paragraaf 3.4 over de mogelijke rol van de schout.
848 OGD I nr. 43.
570