Page 562 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 562

                                Een tweede kanttekening plaatsen wij bij de veronderstelling dat eind veertiende-eeuwse en vijftiende-eeuwse bronnen representatief zouden zijn om het borgmannensysteem te onderzoeken. Bestudering van vooral de Goorse borgmannen in hoofdstuk 5 heeft namelijk uitgewezen dat het systeem aan sterke dynamiek onderhevig is geweest. De situatie in de laatmiddeleeuwse bisschoppelijke administratie is niet per definitie representatief voor eerdere eeuwen.803 Zo vergelijkt Wever Vollenhove met laatmiddeleeuws Goor, dat toen negen borgmannen had, maar gaat hij voorbij aan het feit dat in 1313 twintig borgmannen kasteel Goor beschermden.804 Bovendien is het moeilijk voorstelbaar dat een bisschop als Frederik van Blankenheim en zijn niet-erfelijke kastelein op Vollenhove, daadwerkelijk uitsluitend gebruik maakten van 'ouderwetse' borgmannen voor de bescherming van één van de belangrijkste bisschoppelijke kastelen. Het is volgens ons mogelijk dat de vermelding van de borg- of koddelenen van Vollenhove in 1433 rudimenten zijn van een eerdere periode en daarom een onvolledig beeld geven. We hebben dit ook gezien voor de Schulenborg. Hoewel dit kasteel al in de dertiende eeuw niet meer functioneerde staat er in veertiende- en vijftiende-eeuwse leenaktes nog altijd één borgleen van de Schulenborg vermeld.
De veronderstelling dat de Drentse borgmannen op hun boerderijen woonden, meer dan 60 kilometer van kasteel Vollenhove af, is naar mijn mening ook niet plausibel. Voor kasteel Goor bleek dat in de hoogtijdagen van het borgmannensysteem de borgmannen residentieplicht hadden op het kasteel. Daarnaast hielden zij goederen in leen die ver buiten de burcht lagen. Wever gaat er op grond van zijn rekensom vanuit dat de borgmannen elkaar afwisselden. Maar deze rekensom klopt niet, zoals we hebben gezien, omdat het dienstmannengoed er niet bij hoort en het vergeten borgleen in Friesland geen boerderij is.
Voorts gaat Wever voorbij aan de vraag hoe kasteel Vollenhove vóór 1231 werd beschermd. Het kasteel bestond toen toch al minstens zeventig jaar en zal een bezetting hebben gekend. Werd deze bezetting ingeruild voor de Coevordense vazallen? Of dateert het borgmannensysteem pas van 1231?
Op grond van voornoemde kanttekeningen ben ik niet overtuigd van de ideeën van Wever. De beschikbare bronnen bieden helaas te weinig informatie om de geschiedenis van de borgmannen van kasteel Volllenhove door de tijd heen te reconstrueren. Wel wil ik op grond van de beschikbare informatie een alternatieve hypothese poneren. Als de Van Puttens inderdaad tot aan het begin van de veertiende eeuw actief het burggraafschap erfelijk hebben uitgeoefend, dan waren zij als vertegenwoordigers van de bisschop ook persoonlijk verantwoordelijk voor de rekrutering van de borgmannen. We zouden dan het in 1379 genoemde leen van Pelgrim van Putte, ‘Dat borchleen to Vollenhove ende dat dearin roeret. Item 32 beleende manne’, kunnen opvatten als de economische basis voor het borgmanschap dat de burggraaf diende te verdelen. Rond 1313 was dit leen het belangrijkste bisschoppelijk leen van de Van Puttens.805 Misschien dat zij ook nog in 1379 als vertegenwoordigers van de borgmannen optraden, maar het is ook goed mogelijk dat we slechts naar een rudiment van een eerdere periode kijken.
In 1521 is een inventaris van kasteel Vollenhove opgeschreven die door de historicus Sterk is getranscribeerd.806 Hoewel deze inventaris qua tijdsperiode buiten onze onderzoeksperiode valt, krijgen we door bestudering een goede indruk van de aanwezige gebouwen die waarschijnlijk ook al lang voor de opmaak van de inventaris bestonden. De volgende ruimten worden achtereenvolgens genoemd: ‘op myns gnedigen heren kaemer, in myns gnedigen heern scryffkamerken, op der Deurwaerders kamer, op Hans screrers kaemer, opdie rechtkaemer, opdie Bentemsche camer, opp meyster Herman Haegens kaemer, opdes oelden Doemdeekens kaemer, opp die scryffkaemer, indie spyllekaemer, opp meyster Evertz kaemer, opdes hoevemeysters kaemer, opdie snyderye, indie sylverkaemer, indie batstoeve, onder indie iseren poerte, inden ganck vander iseren poerten, opder schutten kaemer, boeven die schutten kaemer, boeven op die iseren poirte, boeven op myns gnedigen heren oratorium, in myns genedigen heren oratorium, indie Nije Capelle, indie garwekaemer, int
803 Zie hoofdstuk 5.
804 Zie hoofdstuk 5.
805 Van Doorninck & Molhuysen 1902: 8; primo castellanatum in Vollenho....
806 Sterk 1980: 201-207.
 560

























































































   560   561   562   563   564