Page 560 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 560
Geschiedenis: De anonieme schrijver van de Narracio deelt mee dat kasteel Vollenhove is gebouwd door bisschop Godfried van Rhenen (1156-1178), die naast deze burcht ook de kastelen Ter Horst, Montfoort en Woerden liet bouwen in het Nedersticht.778 Omdat de bisschop al in 1165 oorkonden in Vollenhove liet uitvaardigen, gaan Gevers et al. ervan uit dat omstreeks deze periode de burcht al bestond.779 De kroniekenschrijver Beke en de opstellers van de lijst van de Utrechtse bisschoppen, beide laatmiddeleeuwse bronnen, delen de reden mee van de bouw van het kasteel. Vollenhove zou zijn opgetrokken tegen de Friezen.780 Aangezien het de plek was waar de bisschop oorkonden uitvaardigde, had het kasteel tevens een administratieve functie.781 Ook zal de bisschop naar alle waarschijnlijkheid al in de twaalfde eeuw een eigen gereserveerd gedeelte in de burcht hebben gehad. In het eerste decennium van de dertiende eeuw liet de bisschop in Vollenhove zilverbaren maken om daarmee de schuldeisers in Siena en Rome te betalen.782
Over de manier waarop Vollenhove in de twaalfde en dertiende eeuw functioneerde zijn slechts enkele bronnen overgeleverd. Meer dan honderd jaar na de bouw, in 1270, wordt voor het eerst een kastelein van Vollenhove genoemd, te weten de ridder Peregrinus van Putten.783 In 1230 komt iemand van diezelfde naam al voor in een oorkonde, maar of hij kastelein was staat niet vermeld.784 Wel hadden de Van Puttens in Vollenhove hun belangrijkste hof liggen, eveneens genaamd Putten. Behalve de Van Puttens hebben mogelijk ook de Van Radings in de twaalfde en dertiende eeuw een functie op het kasteel vervuld, aangezien zij daar vlakbij een erf bezaten en in de oorkonden naar voren komen als Vollenhoofse dienstmannen.785
Pas onder het bewind van bisschop Gwijde van Avesnes krijgen we beter inzicht in de militaire organisatie van het kasteel. Dat is vooral ‘te danken’ aan de Stellingwervers die Vollenhove hebben belegerd. Beke bericht uitvoerig over deze belegering, die volgens hem in 1311 plaatvond. Uit een in 1309 uitgevaardigde oorkonde blijkt dat de Stellingwervers al eerder de strijd waren aangegaan, want daarin wordt hen opgedragen om onder andere de schade van de belegering van kasteel Vollenhove te vergoeden.786
Beke geeft in zijn beschrijving informatie over de bezetting van de burcht. Het kasteleinschap was volgens hem in handen van ene Herman die de broer van de proost van Deventer was. Op het kasteel waren ‘borgsaten’ (borgmannen) aanwezig die het verdedigden.787 Na de aanval van de Stellingwervers werd in 1313 Herman Vleesch als schout aangesteld.788 Vleesch verzocht de bisschop om een borgleen in ruil voor zijn diensten. De bisschop maakte voor Vleesch een nieuw leen dat bestond uit een versterkt huis en de uitkering van een geldbedrag. Aangezien er in de betreffende oorkonde ook melding wordt gemaakt van residentieplicht en bewaring van het kasteel, mogen we ervan uitgaan dat Herman naast de schoutfunctie ook de kasteleinfunctie diende uit te voeren. Het versterkte huis zal op of vlakbij het kasteel hebben gelegen.789 In 1379 bestond het geldleen nog steeds.790
Rond 1324 heeft bisschop Jan van Diest het kasteel en schoutambt van Vollenhove in pand gegeven aan Jan Redenc voor een periode van vier jaar. Volgens de betreffende oorkonde viel ook het militair beheer van het kasteel onder de verpande goederen en rechten.791 In
778 Van Rij 1989: 6-7. Ter Horst bestond overigens al.
779 Gevers et al. 2004: 13.
780 Bruch 1982: 85; Jamar & Kalveen 2005: 74-75. Het is de vraag of dit ook daadwerkelijk al in de
twaalfde eeuw het geval was.
781 Janssen 2014: 230.
782 Benders & Benders 2007.
783 OSU IV nr. 1783.
784 Benders 2005: 21.
785 Benders 2005: 21-25.
786 UA BA nr. 425. Zie ook OBO III nrs. 563, 634. Het geschil loopt dus nog steeds in 1313.
787 Gevers et al. 2004: 58-59; Bruch 1982: 170-172.
788 Benders 2005; Benders twijfelt aan de vereenzelviging van Herman Vleesch met Herman van Kuinre, zoals andere auteurs deze hebben verondersteld. Zie noot 6.
789 RK I nr. 30.
790 OGD I nr. 242; Hermans dochter trouwde met een Van der Ese. In 1379 is het geldleen nog steeds in het bezit van deze familie. Zie Eijken 1995: nr. 1405.
791 Muller 1889: nr. 3.
558