Page 475 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 475
De aankoop van kasteel Diepenheim door bisschop Jan van Diest in 1331 veranderde de positie van de burcht Goor binnen het Sticht. Goor was aanvankelijk het zuidelijke scharnierpunt op de grens richting de heerschappij van Diepenheim. Na de aankoop van Diepenheim en Dale bleef Goor weliswaar een scharnierpunt, maar dan een die niet meer op een territoriale grens lag. Bovendien was kasteel Diepenheim nu ook een bisschoppelijk kasteel geworden. Toen graaf Hendrik van Solms en heer van Ottenstein voor een periode van een jaar werd aangesteld als schout van Twente, mocht hij kiezen tussen de kastelen Goor of Diepenheim als zijn ambtswoning.328 In de daaropvolgende jaren verloor bisschop Jan zijn gezag over Goor, aangezien hij het kasteel moest verpanden om de aankoop van nota bene het Diepenheims-Daalse goederencomplex te bekostigen. Zo kwam kasteel Goor, net als het kasteel en het land van Vollenhove, het land Salland en het land Twente in 1336 onder het gezag van graaf Reinoud II van Gelre te staan.329
Bisschop Jan van Arkel loste de pandsom in waardoor kasteel Goor weer onder bisschoppelijk gezag kwam. Van Arkel verkoos op 27 maart 1347 Reinoud van Coevorden om het bewind over de burcht Goor en het schoutambt Twente voor de Utrechtse kerk uit te oefenen. Voor het handhaven van de openbare orde mocht Reinoud op kosten van de bisschop dertig gewapende ruiters onderhouden. Dat aantal mocht met een maximum van vijftien extra ruiters worden uitgebreid. Wanneer de bisschop Reinoud uit zijn burggraafschap zou ontslaan, moest Reinoud binnen drie maanden het kasteel en het schoutambt vrij aan de bisschop opleveren.330 Een jaar later stak Gijsbrecht van Bronchorst kasteel Goor in brand.331
De laatste aanwijzingen dat Goor nog in gebruik was als bisschoppelijk kasteel vinden we ten tijde van bisschop Jan van Virneborg. Deze bisschop bevestigde namelijk de rechten van de borgmannen van Goor en liet in de zogenoemde Bandijkclausule vastleggen dat de plek Goor ten alle tijde bereikbaar diende te zijn.332 In 1370 namen edelen deze bisschop echter in Goor gevangen.333 Daarna komen we geen aanwijzingen meer tegen dat het kasteel nog in gebruik is.
De opsteller van het leenprotocol van 1379 noemt een leen ‘huis te Goor’ dat door de bisschop in leen is gegeven aan Reynolt van Coevorden.334 Behalve het huis kreeg Reynolt ook de hof Goor en aanverwante inkomsten, het ‘olde ende nyen tobehoren’ en rechten in leen. Deze beschrijving wekt de indruk dat het gaat om een deel van kasteel Goor waarbij de hof Goor als inkomstenbron fungeerde. Het huis Goor waren we immers al eerder tegenkomen als gebouw dat door de burgers van Groenlo was verwoest. Vanaf 1681 wordt het huis te Goor Heeckeren genoemd. Daarmee wordt de suggestie gewekt dat het kasteel Goor en het huis Goor/Heeckeren identiek zijn. In dat geval zou Heeckeren dus een voortzetting kunnen zijn van een deel van het bisschoppelijke kasteel Goor.
Mensema en Gevers zien Heeckeren als de ambtswoning van de kastelein.335 Heeckeren wordt daarom als apart kasteelterrein besproken.
In het oudste register van de vrijwillige rechtspraak van Goor wordt het kasteel in 1403, 1405 C en 1406 genoemd als plaatsaanduiding, te weten ‘...eren gaerden gheleghen achter der
Borch’.336 Ook wordt twee keer een bergvrede genoemd. In het eerste stuk uit 1382 gaat
het om ‘tusschen den berchvrede en zinen spikere.’337 In het andere stuk uit 1399 wordt
een ‘stede ende hus’ verkocht ‘tendes den berchvrede.'338 Op basis van deze vermeldingen kunnen we concluderen dat tot tenminste 1406 het kasteel nog steeds aanwezig was. Wanneer het kasteel dan precies is gesloopt, wordt niet duidelijk uit de bronnen.
328 Muller 1889: 409.
329 UA BA nr. 384.
330 OGD I nr. 394.
331 Bruch 1982: 194.
332 Snuif 1911.
333 Schneider 1994: 128-129; Van Doorninck 1889: 288.
334 Eijken 1995: 622.
335 Gevers & Mensema 1995: 307.
336 Vredenberg 1974: 11, 62,65-66.
337 Vredenberg 1974: 11, 48.
338 Vredenberg 1974: 60.
Catalogus
473