Page 363 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 363

                                De huizen Weldam, Warmelo, Scherpenzeel en het Nijenhuis zijn tevens in opdracht van borgmanfamilies verrezen, hoewel dit niet op een borgleen is gebeurd maar wel op grond waarover de families het vruchtgebruik genoten.379
Conclusie: de relatie tussen kastelen en bezitsverhoudingen rond Goor en Diepenheim
In de voorgaande paragrafen hebben we eerst het goederenbezit van de edelvrijen van Goor (tot circa 1250) en Dale-Diepenheim (tot 1331) bestudeerd. Daarna hebben we het grondbezit rondom deze kastelen tot omstreeks 1400, toen de kastelen Goor en Diepenheim in eigendom waren van de bisschop, geanalyseerd.
Betreffende Goor konden we door het gebrek aan bronnen niet de oorsprong en ontwikkeling van het grondbezit van de kasteelheer reconstrueren. In het geval van Diepenheim-I blijkt dat het kasteel te midden van een patrimonium is gebouwd, maar dat dit door huwelijkspolitiek en erfkwesties aan verandering onderhevig is geweest, waardoor onroerend goed bij Ahaus weer uit de boedel is verdwenen. Door het huwelijk van Regenwite van Diepenheim met graaf Hendrik van Dale werd het patrimoniale bezit vergroot. Graaf Hendrik en vooral zijn nazaten waren in de daaropvolgende decennia bezig om hun goederenbezit rondom Diepenheim te concentreren. Hierbij vormde de burcht een centraal punt te midden van die bezittingen. De kapelaan van de kasteelkapel (en later de pastoor van de tot parochiekerk gepromoveerde kapel) registreerde bepaalde afdrachten en hield de administratie van de goederen bij. Het kasteel speelde dus een cruciale rol in het beheer en de administratie van goederenbezit. De kasteelheer van Diepenheim-II gaf daarnaast goederen in leen aan borgmannen van zijn kasteel om hun militaire diensten te bekostigen. Goederenbezit was onmisbaar voor de militaire organisatie en hoogstwaarschijnlijk ook het onderhoud van de burcht.
In de late middeleeuwen zijn de kastelen Goor en Diepenheim-II onderdeel geworden van een
groter bestuurlijk territorium, namelijk dat van het Sticht Utrecht. De leiding over de kastelen
lag toen bij een door de bisschop aangestelde kastelein die zijn functie, behalve in het geval
van een niet ingelost pand, normaal gesproken niet kon doorgeven aan zijn erfgenaam.
Deze functieverschuiving van stamkasteel naar ambtskasteel had ook consequenties voor 5 het goederenbezit. De kastelein kreeg voor de betaling van zijn functie inkomsten in de
vorm van een geldsom en werd niet meer betaald uit erfelijke lenen.380 Omdat hij afzetbaar was, verviel ook de behoefte om rondom het kasteel een aaneengesloten goederenbezit te creƫren. Toch zijn er wel relaties met het goederenbezit waarneembaar. De borgmannen, die in de vijftiende eeuw voor zowel kasteel Goor als Diepenheim kunnen worden aangetoond, behielden namelijk ook toen hun status en bezaten borglenen, zelfs na het verdwijnen van kasteel Goor. Naar verwachting zal ook vanuit Goor en Diepenheim in bisschoppelijke tijd bescherming zijn geboden aan de omringende boerderijen en kunnen nog steeds bepaalde afdrachten zijn afgeleverd bij de kastelen.
Aangezien er voor de andere adellijke huizen geen volledige goederenlijsten zijn overgeleverd, konden we het grondbezit hiervan niet uitgebreid onderzoeken. Daarom hebben we geprobeerd om de rechten op de grond rondom deze huizen te reconstrueren omstreeks 1400. Daaruit blijkt dat er een verband bestaat tussen het gebruik van de grond en de ontwikkeling van de laatmiddeleeuwse adellijke huizen van de borgmannen van Goor en Diepenheim. Zij bouwden op hun (borg)lenen hun eigen adellijke huizen. De borgman moest bij de locatiekeuze van zijn huis vanuit juridisch perspectief met twee factoren rekening houden. In eerste instantie diende de woning te liggen op goed waarover hij in ieder geval het vruchtgebruik genoot. In tweede instantie moest de woning in de nabijheid van het te beschermen kasteel liggen, zodat de borgman in zekere zin toch aan zijn residentieplicht kon voldoen.
379 Zie hiervoor de beschrijving per kasteel in 5.4 en de catalogus.
380 Zie paragraaf 3.3.
Het kastelenlandschap van Zuidwest-Twente
 361
 



















































































   361   362   363   364   365