Page 362 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 362

                                Hoofdstuk 5
De lijst van bisschoppelijke leenmannen uit 1379 correspondeert niet volledig met die van de borgmannen van Goor en Diepenheim uit 1379 (zie bijlagen 5.2 - 5.6).377 Wel zijn er tal van familierelaties te bespeuren wanneer we deze lijst vergelijken met die van de borgmannen van Goor uit 1313. Zo worden in 1313 onder meer een Coep van den Tie en een Hardekijn van den Tye, Reynout van Covorde, haer Roelof van Bevervoerde, Roelof van den Damme en een Roelof van der Mate als borgmannen van Goor genoemd.
Uit het voorgaande kunnen we concluderen dat de borgmannen van zowel Goor als Diepenheim voor de compensatie van hun militaire diensten niet alleen het vruchtgebruik van lenen in de buurt van het door hen te beschermen kasteel in leen kregen, maar ook van erven die veel verder weg lagen. De invloed van het kasteel en zijn bezetting strekte zich dus in economische zin uit over een veel groter gebied dan de directe omgeving van de burchten. Op basis van vergelijkend onderzoek in Diepenheim naar het leenregister uit 1379 en de goederenlijst van de graaf van Dale-Diepenheim uit 1331 blijkt dat de kern van deze lenen vast is, maar dat ook nieuwe lenen werden toegevoegd. De situatie omstreeks 1379 is dus niet volledig representatief voor eerdere perioden.
Goederen van ministerialen
Zoals we in voorgaande paragrafen hebben gezien, waren verreweg de meeste bisschoppelijke leengoederen en borglenen door de bisschop in leen gegeven aan adellijke families die van oorsprong afkomstig waren uit de ministerialiteit. Een deel van deze families heeft, zoals reeds in paragraaf 5.5 is besproken, ook de Zuidwest-Twentse kastelen gesticht. Behalve deze bisschoppelijke lenen bezat de adel meestal ook nog allodiale goederen die ze zelf in leen kon uitgeven of voor eigen onderhoud kon gebruiken. In Zuidwest-Twente lagen diverse erven waarvan de adel blooteigenaar was. Zo had de kasteelheer van Almelo in de vijftiende eeuw de blooteigendom van de erven Leuverink en Wissink in Markelo evenals die van de erven Haikink en Roesink in Elsen. De familie Van Bevervoorde was in Wiene- Zeldam de blooteigenaar van Scherphof en Groot Argelo. De blooteigendom van het goed Houwhedde in Goor was in 1417 van de kasteelheer van Twickel. De hertog van Gelre bezat de blooteigendom van Meenderink te Markelo en had het vruchtgebruik van dit goed in leen uitgegeven aan het klooster Diepenveen. Het bezit van de kasteelheer van Steinfurt dat we in de vijftiende eeuw in Zuidwest-Twente tegenkomen is in de meeste gevallen zeer jong (zie bijlage 5.1 marke Elsen), hoewel dit voor Gorsveld en Ziedhof (zie bijlage 5.1 Wiene-Zeldam) niet aantoonbaar is. Over de ouderdom en oorsprong van de andere zojuist genoemde bezitsverhoudingen zijn geen bronnen bekend.
In Zuidwest-Twente is het in de meeste gevallen niet mogelijk om te achterhalen welke allodiale goederen de lokale adel in de late middeleeuwen in bezit had. Soms blijkt dat ze bezittingen had, maar kunnen we niet vaststellen of het om voleigendom of alleen de blooteigendom of het vruchtgebruik ging. Zo waren het huis Oldenhof en het erf Sickinc in 1475 in bezit van de borgmanfamilie Splinter. Sickinc was tot 1345 van het Stift Vreden. De Oldenhof groeide in de nieuwe tijd zelfs uit tot havezate. In de marke Herike lagen in 1475 de boerderijen Ruwenschot en Lutteke Plecht. Deze waren eigendom van de borgmanfamilie Van Warmelo. Bij het huis Weldam hoorde in 1412 het erve Hungerink te Stockum. En boerderij Hoevink was in bezit van de edelvrije familie Van Ahaus in 1452. De eigendomsverhoudingen kunnen echter nog complexer zijn geweest omdat de adel achterlenen van andere grootgrondbezitters beheerde.378 Door het gebrek aan bronnen, zoals een leenregister of een goederenlijst, kunnen we geen verdere uitspraken doen over de betekenis van dit soort bezittingen voor de ontwikkeling van het regionale kastelenlandschap.
Daarentegen kan wel inzicht worden verkregen in de bouw van de laatmiddeleeuwse kastelen en de eigendomsrechten op grond. De eigenaren van de adellijke huizen Heeckeren, Kevelham en Stoevelaar hebben hun woning laten bouwen op een borgleen van Goor; zij waren borgmannen die op hun borgleengoed gingen wonen. Ook Pekkedam is opgetrokken op een borgleen, maar in dit geval behoorde het leen tot kasteel Diepenheim.
377 Zie bijlage 5.2 t/m 5.6.
378 Zie bijlage 5.1 voor de verantwoording van de beweringen in deze paragraaf.
 360

























































































   360   361   362   363   364