Page 358 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 358
Hoofdstuk 5
Bij dit alles is de leenbeschrijving in het Munsterse leenregister interessant omdat daarin ook de tien onderhorige boerderijen worden genoemd. Wanneer we deze beschrijving vergelijken met de Utrechtse administratie en de goederenlijst van de graven van Dale-Diepenheim blijkt dat de aankoop van Dale-Diepenheim voor een aanzienlijke reorganisatie van het hofstelsel heeft gezorgd. De bisschop van Utrecht heeft na de verwerving van Kageldink boerderijen toegevoegd die afkomstig waren uit de aankoop van de heerlijkheid Diepenheim in 1331 (zie bijlage 5.7 voor de GL nummers). Het gaat om Nova curia (GL 121), domus Bachus (GL 125), domus Ghesinc (GL 126) en domus Luscinc (GL 107).362 Wij komen deze erven niet tegen in de Munsterse beschrijving uit 1364. Dit geldt ook voor de verder weg gelegen boerderijen in de huidige provincie Gelderland, namelijk curia Browinchof (GL 108), curia Thescelinc (GL 102), domus Thenninc (GL 103), domus ton Broeke (GL104), curia Oldehof (GL 106) en curia Giflo (GL 91). Ook komen we het in Haaksbergen gelegen leengoed domus Werning (GL 451) tegen, dat onder het bewind van de Utrechtse bisschop weer is omgezet naar tafelgoed. 363
Behalve deze boerderijen uit het Daals-Diepenheimse patrimoniale bezit heeft de bisschop van Utrecht ook nog andere bisschoppelijke boerderijen onder de hof Kageldink geplaatst. Dit onroerend goed komt ook niet in de Munsterse beschrijving van 1364 voor. Het gaat om de in Markvelde gelegen boerderijen Bekkedam, Teutelink en Boerman en daarnaast om de boerderij Odink in Deldeneres en de in Gelderland gelegen boerderijen Rengerink en Elshof.364 Het is mij niet bekend of de in 1364 genoemde Duitse goederen Hündtfeld bij Altstätte en Leeskert in het buurschap Almsick in het kerspel van Stadtlohn in deze periode nog onderhorig waren aan Kageldink. Ook de in 1364 genoemde erven Redinclere (misschien Relleker?), Kikenbroke (misschien Wiedenbroek?) en Engesinch zijn mij niet uit de Utrechtse administratie bekend als onderhorige erven van Kageldink.
Deze reorganisatie van de hof Kageldink geeft een fraai inzicht in de toenmalige centralisatie van de bisschoppelijke tafelgoederen. De belangrijkste conclusie is dat de hof Kageldink na 1379 is omgevormd tot een belangrijke centrale hof. In dit centralisatieproces zijn diverse nieuwe boerderijen, waarvan de meeste wel horig waren maar ook enkele leengoed waren, onderhorig verklaard aan Kageldink.
De bisschop heeft ook de exploitatie van boerderijen rondom de hof Goor gereorganiseerd. Dit blijkt uit het feit dat de hoven te Stockum (GL 109), Wolbertink (GL 80), Mensink (GL 81) en het Nova domus te Stockum (GL 82), goederen die eveneens tot patrimoniaal bezit van de graven van Dale-Diepenheim kunnen worden gerekend, in 1385 onderhorig waren aan de hof te Goor.365 Het is goed mogelijk dat deze reorganisatie reeds vóór 1385 heeft plaatsgevonden, aangezien de Daals-Diepenheimse goederen vanaf 1331 bisschoppelijke bezittingen waren.
Leengoederen van de bisschop van Utrecht rond 1400
Behalve de bovengenoemde 57 hofhorige goederen bezat de Utrechtse bisschop tijdens de late middeleeuwen ook nog de blooteigendom van 73,5 boerderijen in Zuidwest-Twente die hij in leen had uitgegeven. Behalve de betaling van het heergewaad bij een nieuwe belening, ontving de bisschop over het algemeen geen inkomsten uit dit soort erven.366 In de door ons bestudeerde marken hebben we te maken met in totaal 32 leenmannen, onder wie soms ook vrouwelijke plaatsvervangers. Sinds 1379 is de administratie van het bisschoppelijke leenstelsel overgeleverd, waardoor vanaf dit moment de lenen goed kunnen worden gevolgd.367 Het jaartal 1379 is ook grofweg de terminus ante quem van datering van de meeste bisschoppelijke leengoederen, hoewel ook in de vijftiende eeuw soms een
362 Met GL wordt de nummers van de erven bedoeld die in bijlage 5.7 staan opgesomd.
363 Met dank aan H. Woolderink, die bereid was om zijn aantekeningen van de domeinrekeningen
betreffende onderhorige boerderijen van hof Kageldink te delen.
364 Ook de gegevens over de Borculose erven ten tijde van de Utrechtse bisschop zijn afkomstig uit de aantekeningen van Woolderink.
365 Zie hiervoor de tabellen per marke in de bijlage 5.1.
366 Spek 2010: 112-114
367 Eijken 1996: 9
356