Page 359 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 359

                                vermelding opduikt van een nieuw leengoed dat bijvoorbeeld was geruild of een allodiaal goed dat in leen was opgedragen.
De oorsprong van de Utrechtse leengoederen is divers. Een deel zal hoogstwaarschijnlijk behoord hebben tot bisschoppelijk domeingoed dat zijn oorsprong kende in de vroege middeleeuwen.368 Volgens Eijken dateert het grootste deel van de bisschoppelijke lenen echter uit de elfde en twaalfde eeuw.369 Om een aaneengesloten territorium te krijgen, probeerde de bisschop van Utrecht namelijk goederen aan te kopen, te ruilen en soms zelfs door verovering of inbeslagname van andere grootgrondbezitters goederen aan zijn bezit toe te voegen. Veel van dit soort onroerend goed was Fernbesitz van andere grootgrondbezitters, dat wil zeggen goederenbezit dat ver van hun machtscentra gelegen was.370 Daarnaast kwam het ook voor dat bestaande grootgrondbezitters hun allodiale goederen opdroegen aan de bisschop en dat vervolgens in leen terug ontvingen. Dit was enerzijds gunstig in erfrechtelijke zin – leengoederen mochten in tegenstelling tot allodiale goederen niet gesplitst worden na de dood van de eigenaar –, anderzijds kon hiermee de loyaliteit tussen edelman en bisschop worden gesymboliseerd. Beide partijen beloofden elkaar trouw en konden rekenen op elkaars militaire steun.371 De bisschop heeft naar verwachting ook veel nieuwe boerderijen laten stichten die hij hoogstwaarschijnlijk in leen heeft uitgegeven.
Wie waren de 32 leenmannen en -vrouwen die in het leenrepertorium worden genoemd (tabel
5.4)? Vele blijken borgmannen te zijn geweest die waren verbonden aan de kastelen Goor
en Diepenheim. Ze hielden naast de door hen beheerde bisschoppelijke leengoederen ook
nog borglenen van de bisschoppelijke kastelen in leen in ruil voor de bescherming van die kastelen.372 In het geval van Goor hebben we reeds gezien dat deze borglenen aanvankelijk
mogelijk tweeledig waren: de borgmannen woonden in een huis bij het kasteel en kregen daarnaast ook goederen van de kasteelheer in leen om in hun onderhoud te voorzien.373 Deze
huizen lagen bij of op het kasteelterrein. De lenen waaruit de borgmannen de vergoeding
voor hun militaire diensten kregen, lagen vaak op enige afstand van het kasteel.374 De Goorse borgmannen hadden tevens veel tienden in leen. Sommige borgmannen hadden hun lenen
niet in Zuidwest-Twente liggen, maar in andere gebieden. Zo vinden we borglenen van Aspelaen Mullaert/ van Langhen terug in het Noordoost-Twentse Ootmarsum (zie bijlagen 5 5.2 – 5.4).
Voor Diepenheim kan dit tweeledige borgleenmodel niet worden aangetoond. De borglenen lagen net als bij Goor soms ver van het kasteel verwijderd. We kunnen de geschiedenis van deze lenen beter reconstrueren aangezien ze reeds vermeld staan in de goederenlijst van graaf Hendrik van Dale. In de bisschoppelijke tijd zijn de borglenen en -mannen bovendien vermeld in de twee uitgegeven lijsten van leenmannen uit 1379, alsook in de daaropvolgende reeksen van beleningen, opgenomen in het door Eijken opgestelde leenrepertorium (zie bijlagen 5.2 t/m 5.5).375 Vergelijken we de lijst met borglenen uit 1379 met de goederenlijst van Hendrik van Dale, dan valt het op dat de twaalf van de twintig borglenen ook al door de graven van Dale-Diepenheim waren uitgegeven en dat deze borglenen hun status hebben behouden in de bisschoppelijke tijd.376 Voor acht borglenen gold dit dus niet, waaruit we kunnen afleiden dat deze lenen aan een vrij sterke dynamiek onderhevig zijn geweest.
368 Spek 2010: 114
369 Eijken 1996: 18
370 Spek 2010: 114
371 Spek 2010: 114
372 Zie voor de lijst van borgmannen en borglenen in 1379 bijlage 5.2 t/m 5.5
373 Zie hiervoor paragraaf 5.6
374 Zie bijlagen 5.2 t/m 5.5 voor een opsomming van de borglenen in de late middeleeuwen
375 Muller 1891; De Keijzer 2015; Eijken 1995.
376 Zie ook bijlage 5.7. GL 518 = leen 186, hof to Benthele, buurschap Bentelo/richterambt Delden;
GL 519 = leen 813, Lothgerinc, richterambt Oldenzaal/buurschap Hasselo; GL 520 = leen 303 die maet in dorpe to Diepenhem; GL 521 = leen 815, Mettekinchof, richterambt Oldenzaal/buurschap Hasselo; GL 523 = leen 310, Merschuys, richterambt Diepenheim/buurschap Diepenheim; GL 524 = leen 240, Johannic, richterambt Delden/buurschap Hengevelde; GL 527= leen 202, guet te Wilmync, richterambt Delden/buurschap Bentelo; GL 528 = leen 193, Nyehues, richterambt Delden/buurschap Bentelo; GL 529 = leen 202, Kiemeringmoele, Delden/buurschap Bentelo; GL 531 = leen 361, Halve Hoeve, richterambt Enschede/buurschap Usselo; GL 533 = leen 196, camp ghelegen by des Pottersbome = Boomkamp, Richterambt Delden/buurschap Bentelo.
Het kastelenlandschap van Zuidwest-Twente
 357
 











































































   357   358   359   360   361