Page 330 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 330
Hoofdstuk 5
Markelose Berg, Holten en Deventer, waardoor ook dit kasteelstadje in strategisch opzicht uiterst gunstig lag. Het is dan ook niet overdreven om te stellen dat in de tijd dat de grote broek- en vliergebieden van Overijssel nog niet of nauwelijks ontwaterd waren zowel Goor als Diepenheim-II niet te onderschatten scharnierpunten vormden voor het oost-westverkeer tussen de IJsselstreek en het Duitse achterland.
Figuur 5.18: Fragment van de kaart van Nicolaas Ten Have uit het midden van de zeventiende eeuw met daarop het interregionale wegennetwerk van Zuidwest-Twente.
In hoeverre mogen we de zeventiende-eeuwse wegensituatie op de kaart van Ten Have nu terug projecteren op de situatie in de volle en late middeleeuwen? Een eenduidig antwoord op deze vraag kan helaas niet worden gegeven door het gebrek aan bronnen voor deze periode, maar wanneer we ons realiseren dat met name de waterhuishouding in de volle middeleeuwen nog nauwelijks gereguleerd was, kunnen we op basis van de geomorfologische en hydrologische situering van de diverse routes wel nagaan welke routes van nature de minste weerstand en problemen opleverden. Recent onderzoek door Van Lanen et al. heeft duidelijk gemaakt dat juist vanwege grote natuurlijke barrières – zoals uitgestrekte veen – en broekgebieden, rivieroversteken en steile hellingen – veel doorgaande routes vanaf de Romeinse tijd een verrassend hoge continuïteit kenden.192 Hoewel karrensporen in de loop der eeuwen vaak herhaaldelijk over korte afstand zijn verlegd, bleef de route op zich vaak zeer constant. Wanneer we ons realiseren dat in Salland, Twente en de Achterhoek naast de stuwwallen het vooral ook de uitgestrekte en kletsnatte broek-, vlier- en veengebieden waren die voor het verkeer grote problemen opleverden, is het niet al te gewaagd om te veronderstellen dat de bovengenoemde doorgaande routes tijdens de volle en late middeleeuwen een nog prominenter rol vervulden in het lange-afstandsverkeer dan dat zij in de nieuwe tijd deden.
192 Van Lanen et al. 2018. 328