Page 321 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 321
Jongbloed gaat echter nog een eeuw eerder terug in de tijd om de verlegging van de Berkel naar Borculo te dateren. Hoewel hij aangeeft dat het lastig is om te bewijzen, heeft hij er toch weinig twijfel bij dat het graaf Godeschalk (gestorven in 1063) is geweest die opdracht heeft gegeven voor de verlegging van de Berkel. Deze graaf was namelijk zowel in noordelijk Hamaland (Zutphen) als Twente de vertegenwoordiger van het hoogste gezag, waardoor hij een ingreep die beide gouwen betrof relatief eenvoudig kon aansturen. Bezwaren van het in Twente gelegen Goor tegen de aanleg van de nieuwe Berkel konden daardoor ook gemakkelijk door Godeschalk de kop in worden gedrukt. Dat het honderd jaar later alsnog tot een conflict kwam, heeft volgens Jongbloed te maken met de ogenschijnlijk zwakke positie van het Diepenheimse huis op dat moment. En, als klap op de vuurpijl, geeft hij nog als hypothese dat we hier ook de oorsprong van de heren van Diepenheim in mogen zien. Zij zouden rond 1050 door de graaf van Zutphen in Diepenheim zijn geplaatst om de doorgraving bij Haarlo-Borculo te beschermen.160
Zo leidt dus een simpele vraag over de ouderdom van de in de Diepenheimse kroniek en de goederenlijst beschreven waterlopen tot uitgebreide en contrasterende antwoorden die niet alleen over het fysieke landschap gaan, maar ook over het machtslandschap. Welke nieuwe bronnen en inzichten kunnen we aan dit alles toevoegen? En tot welke eindconclusie leidt dit ten aanzien van de wisselwerking tussen kastelen en kasteelheren enerzijds en de regionale waterhuishouding anderzijds? De belangrijkste nieuwe bron lijkt de door Maas ontwikkelde geomorfologische detailkaart van het studiegebied te zijn, waarop de dekzandlaagten en natuurlijke beekdalen nauwkeurig zijn ingetekend.161 In combinatie met de beschikbare historische kaarten en het AHN2 kan met behulp van GIS een gedetailleerd beeld worden verkregen van de samenhang tussen hydrologie en topografie op de ter discussie staande trajecten (figuur 5.14).
Deze reconstructie levert enkele nieuwe inzichten op in de vroegere ligging van dalvormige dekzandlaagten in het studiegebied, zoals deze daar sinds de ijstijd voorkomen. Het gaat hier
in oorsprong om smeltwaterdalen uit de Weichsel-ijstijd die tijdens het Holoceen meestal zijn omgevormd tot een beekdal met een natuurlijk meanderend stroompje, maar soms ook geen
beekdal werden, maar een doorstroommoeras zonder echte beekloop. Voordat we deze nieuwe
inzichten bespreken, moet eerst de kanttekening worden gemaakt dat verschillende voorgaande 5 onderzoekers ten onrechte de suggestie hebben gewekt dat er vroeger natuurlijke rivierlopen
van de Berkel en Regge hebben bestaan in de bovenstroomse gebieden. Bodemkundigen en geomorfologen hebben hier nergens fossiele natuurlijke beeklopen aangetroffen. Wel kwam een ander soort natuurlijke afwatering voor: die van het doorstroommoeras, dat wil zeggen een afstroming van oppervlaktewater door natuurlijke moerasgebieden in dalvormige dekzandlaagten inclusief bijbehorende grondwatersystemen.162 Hoewel het Berkelwater dus weliswaar richting Diepenheim stroomde, was er van nature geen meanderende beekloop aanwezig waarop gevaren kon worden.
Toch is er wel een verbinding tussen de Berkel en de Regge waarneembaar, namelijk de zogenoemde Koningsbeek. Op de geomorfologische kaart is zichtbaar dat deze waterloop zich veel verder moet hebben uitgestrekt dan dat rond 1850 nog zichtbaar was, want het beekdal loopt op deze kaart door tot aan de Berkel (figuur 5.14 rode tracé ter hoogte van de naam Koningsbeek). Gezien het rechte karakter van deze beek zal deze zijn gegraven in een doorstroommoeras ter plekke van een Pleistocene, dalvormige dekzandlaagte. Deze constatering is nieuw, want voorgaande onderzoekers hebben de verbinding tussen de Berkel en de Regge altijd bij de Wenninkmolen gezocht nabij Gelselaar.163 De Rooi heeft op zijn reconstructiekaart van de waterlopen zelfs de Koningsbeek in het verlengde van de Bolksbeek getekend, terwijl dit in werkelijkheid twee verschillende waterlopen zijn (figuur 5.14.).164 Over de ouderdom en opdrachtgever achter het graven van de Koningsbeek zijn geen gegevens bekend. De naam zelf doet vermoeden dat mogelijk een koning opdrachtgever was of dat de naam wellicht refereert aan het koninklijke recht op de wildernis.
160 Jongbloed 2010: 63-64.
161 Maas ongepubliceerd.
162 Maas ongepubliceerd: 7. Ook voor Salland is dit verschijnsel bekend, zie Spek et al.: 34-37.
163 Hagens 1979: 64; De Rooi 2005: 18 en bijlage 1100-1230.
164 De Rooi 2005: bijlage 1100-1230.
Het kastelenlandschap van Zuidwest-Twente
319