Page 320 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 320

                                Hoofdstuk 5
1400-1600. Op de reconstructiekaart van 1100-1230 laat hij geen natuurlijke verbinding zien tussen Berkel en Regge, maar wel die van de Koningsbeek. De Berkel zou volgens De Rooi omstreeks 1100 een natuurlijke loop hebben gekend die langs Eibergen, Haarlo, Gelselaar, Geesteren van laagte naar laagte richting Deventer stroomde. Hier gaat De Rooi dus uit van een doorstroommoeras, maar ook van een Boven-Regge bij Diepenheim die wordt gevoed met Berkelwater door de gegraven Koningsbeek.153
De door Hagens, Schutte en Waterbolk genoemde doorgraving bij Haarlo dateert ook volgens De Rooi van rond 1250. Deze doorgraving zou gerealiseerd zijn door de kasteelheer van Borculo die meer water in zijn kasteelgracht wilde hebben en daarom het water van de Berkel ging gebruiken. Helaas geeft ook De Rooi voor deze veronderstelling geen enkele nadere argumentatie of bron.154 Behalve de Boven-Regge onderscheidt De Rooi voor deze zelfde periode nog een tweede waterloop in dit verband, namelijk de Molenbeek/ Buurserbeek.155
In 2010 ontvouwde de middeleeuws historicus Jongbloed een nieuwe kijk op de waterlopen bij Diepenheim en van de doorgraving van de dekzandkop bij de Oosterkamp.156 Hij deed dit in verband met zijn onderzoek naar de opbloei van Zutphen. Daar zou rond 1050 sprake zijn van een ijzerindustrie. Het ijzererts was afkomstig uit de moerassen van het Berkelgebied. Als een dergelijke Berkelindustrie inderdaad in die tijd aanwezig was en verband hield met de sterke groei van Zutphen, moest de Berkel uiteraard wel eerst bij Zutphen uitmonden in de IJssel. Om te onderzoeken of dat het geval was, grijpt Jongbloed vooral terug op de analyse van Waterbolk en de reconstructie van De Rooi. Jongbloed geeft op basis daarvan een interessante reeks interpretaties waarbij hij niet alleen licht werpt op de vermoedelijke datering van de aanleg van de Berkel tussen Eibergen en Borculo, maar ook denkt de hierboven genoemde twaalfde-eeuwse waterstaatsoorlog tussen Goor en Diepenheim te kunnen verklaren en de daarbij vermelde waterlopen te kunnen identificeren.157 Daarom zullen we stap voor stap zijn betoog volgen.
De eerste bouwsteen van het betoog van Jongbloed is de aanname dat de oorspronkelijke loop van de Berkel langs Eibergen via ongeveer de Koningsbeek/Elsmansgoot naar Westervlier stroomde, zoals voorgaande onderzoekers ook hadden gereconstrueerd en zoals ook in de goederenlijst staat beschreven. De in de lijst genoemde beek die vanuit Lochem richting Westervlier stroomde kon door Jongbloed niet worden geïdentificeerd, vanwege de te sterke veranderingen in de waterhuishouding als gevolg van de laatmiddeleeuwse aanleg van de Schipbeek.
Als tweede bouwsteen in het betoog stelt Jongbloed dat de verlegging van de Berkelloop richting Borculo niet alleen hydrologische, maar ook politieke consequenties had, die mogelijk verband hielden met de belangen van het toenmalige Zutphense gravenhuis. Om dit te bewijzen, moest hij de aanleg van het tracé tussen Haarlo en Borculo wel kunnen dateren. En die datering zou bovendien moeten samenvallen met de opbloei van de ijzerindustrie langs de Berkel bij Zutphen rond 1050. Om de doorgraving bij Borculo-Haarlo te dateren haalt Jongbloed de vermelding van de niet bij name genoemde waterloop aan die ongeveer honderd jaar later de reden voor een conflict was tussen de heren van Diepenheim en Goor. Hij ziet dit conflict als een poging van de heer van Goor om de verlegging van de Berkelloop ter hoogte van Haarlo-Borculo ongedaan te maken. Door deze ingreep zou minder Berkelwater richting de Regge stromen en dus ook minder water richting Goor en Diepenheim.158 De Goorse partij ondervond volgens Jongbloed mogelijk hinder van de verminderde toevoer van water ten nadele van de scheepvaart, tolheffing en visserij.159
Als we deze hypothese volgen betekent dit dat de verlegging van de Berkel al vóór 1150 moet hebben plaatsgevonden en niet in 1250, zoals Driessen et al. en De Rooi beweren.
153 De Rooi 2005: 18, kaart 1100-1230.
154 De Rooi 2005: 25, 1230-1400.
155 De Rooi 2005: 18, kaart 1100-1230.
156 Jongbloed 2010: 61-62.
157 Jongbloed 2010: 62-64.
158 Waterbolk 1990: 68.
159 Jongbloed 2010: 63-64.
 318




















































































   318   319   320   321   322