Page 273 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 273
de commanderij van de Duitse Orde en dienstmannen. Dit gebeurde, voor zover we dit kunnen aantonen, na het verlaten van de Hunenborg tussen circa 1260 en 1330. Toch is het bisschoppelijke bezit in de late middeleeuwen ook weer vergroot omdat verschillende edelen hun goed in leen opdroegen aan de bisschop.
Goederen kapittels en rijksabdijen
Het oudste grootgrondbezit vormen de goederen van de rijksabdijen. In de marken rondom de Hunenborg ligt slechts één boerderij, Wiegerink in Agelo, dat in eigendom was van een dergelijke rijksabdij, namelijk van het in 852 gestichte adellijke vrouwenklooster Essen.148 De eerste vermelding van dit erf, waarvan we overigens niet weten wie het vruchtgebruik in bezit had, dateert pas van 1667. Deze eigendomsrelatie zou kunnen teruggaan tot in de vroege middeleeuwen.
De boerderijen in eigendom van de kapittels van Sint-Pieter en Oldenzaal kunnen al in de
vroege middeleeuwen in bezit zijn geweest van deze instellingen. Het kanunnikenconvent in Oldenzaal werd in 945 gesticht en dat van Sint-Pieter in 1048.149 De Oldenzaalse kanunniken
kregen inkomsten uit vier hofhorige erven, namelijk Smellink (1500), Lesscher (1500) en Ensink
(1500) in de marke Volthe en Abrahamink (1350) in de marke Agelo. Vraag is hierbij of de kanunniken de rondom de Hunenborg gelegen goederen van hun stichter, de bisschop van
Utrecht, hebben verkregen of dat zij deze later hebben geruild of verworven. Dit geldt ook 4 voor de boerderij van het kapittel van Sint-Pieter, namelijk Repink (1283) in de marke Agelo.
Goederen van kloosters
Rondom de Hunenborg hadden in de late middeleeuwen diverse kloosters, namelijk het klooster Weerselo, het klooster Albergen en de commanderij van de Duitse Orde in Ootmarsum, boerderijen in hun bezit. Het klooster Weerselo werd rond 1140/1152 gesticht, dus toen de Hunenborg nog in gebruik was.150 De kloostergemeenschap beschikte in de marke Agelo over de inkomsten uit Segerdink (1543), Lohuis (1475), Marfordink (1538) en Garvelink (1538). Deze rechten zullen tussen de stichting van Weerselo en de eerste vermelding van deze eigendomsrelatie in bezit zijn gekomen van het klooster.
De meeste kloostergoederen rondom de Hunenborg waren in de late middeleeuwen eigendom van de commanderij van de Duitse Orde in Ootmarsum. Deze is rond 1273 gesticht.151 Het oudst bekende goederenbezit van de commanderij gaat terug tot 1262. Zoals we reeds bij het bisschoppelijke goederenbezit hebben besproken werden in dat jaar diverse boerderijen geschonken aan het Duitse huis bedoeld voor de te stichten commanderij.152 We zien in deze kwestie dat de schenkers hun bisschoppelijk leengoed met goedkeuring van de bisschop gebruikten als basis voor de te stichten commanderij. Deze overdracht betrof een inkoopsom, aangezien we schenker Fredericus van Arreth in 1273 tegenkomen als broeder van de commanderij.153 De schenking van graaf Otto van Bentheim (tussen 1263 en 1277), waaronder een huis Meiderink in Agelo en Hubbelink in Volthe, moeten we ook als een dergelijke inkoopsom zien.154 De ligging van het goederenbezit werd in deze gevallen dus bepaald door eigendom van een ridder die lid wilde worden van de Duitse Orde.
Behalve voornoemde intredeschenkingen probeerde de commanderij ook haar goederenbezit uit te breiden door koop. Zo kochten de broeders in 1277 het erve Osternun in het buurschap Groot-Agelo van ridder Fredericus de Boninke.155 Het goed Borggreve, dat we als mogelijk kasteel behandelen in de catalogus, kwam in 1332 door aankoop in bezit van de commanderij.156 Dat blijkt uit een in dat jaar vervaardigde oorkonde waarin Herman
148 Spek et al. 2010: 120; Spek 2014: 256.
149 Van Vliet 2002: 185.
150 Van Vliet 2002: 382-384.
151 OSU IV nr. 1841.
152 OSU III nr. 1565.
153 OSU IV nr. 1841.
154 OSU II nr. 983.
155 OSU IV nr. 1934.
156 Woolderink 2013: Nr. 708.
Het kasteellandschap van de Hunenborg
271