Page 153 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 153
De exacte grenzen zijn van geen enkel graafschap overgeleverd.24 Indien de uitvoerder van het gezag, de graaf, door de koning was aangesteld, hield hij het graafschap in leen. Als hij onder een bisschop was aangesteld, was hij in ieder geval belast met de organisatie van en toezicht op de uitoefening van strafrechtspraak, waaruit hij tevens inkomsten kon genereren, en met de ordehandhaving. Ook diende hij een gewapend gevolg aan te voeren en weerbare mannen te mobiliseren in tijden van nood. Als vergoeding voor het uitoefenen van zijn functie kreeg de graaf inkomsten uit ambtsgoed. Dat hoefde overigens niet binnen de grenzen van zijn graafschap te liggen.25
Hoffmann kwam in zijn onderzoek naar de betekenis van de elfde-eeuwse graafschapsschenkingen tot de conclusie dat het tot aan de Investituurstrijd niet de bedoeling van de koning was om bisschoppen daadwerkelijk als graaf te laten optreden.
Zijn schenkingen waren er vooral op gericht de zittende graven tot leenmannen van de bisschoppen te maken en hen via de leenverhouding nauwer aan elkaar te binden.26 Met 3 het begin van de Investituurstrijd kregen de schenkingen van graafschappen volgens Hoffmann een nieuwe functie. De koning nam de graafschappen van diverse van zijn seculiere leenmannen terug en schonk ze aan bisschoppen die als taak kregen de oude machthebbers uit hun macht te ontzetten en te verjagen.27 Deze politiek van koning Hendrik
IV (in ambt 1050-1106) zou volgens Hoffmann maar weinig succes hebben gehad. Alleen onder gunstige omstandigheden was het voor de bisschoppen rond het einde van de elfde en het begin van de twaalfde eeuw mogelijk om daadwerkelijk hun schenkingen om te zetten in territoriale macht. Het waren volgens hem vooral de tijdens de Investituurstrijd geschonken graafschappen waar de bisschop dan ook daadwerkelijk kans had om zijn macht te vestigen.28
Voordat de koning het bisdom Utrecht begon uit te rusten met graafschappen, beschikte de bisschop aan het begin van de elfde eeuw alleen over het graafschap Utrecht, dat eerder deel had uitgemaakt van de gouw Nifterlake. De grafelijke macht over deze gouw en het bijbehorende ambtsgoed waren door de koning ontnomen aan graaf Radbod (mogelijk 939 gestorven), omdat deze graaf had deelgenomen aan een opstand tegen hem in 939. Vervolgens heeft de koning veel van deze goederen en rechten aan de bisschop geschonken. Zo kwam het dat binnen het graafschap Utrecht omstreeks 1000 veel immuniteiten van het gelijknamige bisdom lagen.29 Behalve de goederen en rechten die de bisschop van de koning had gekregen, kon hij ook beschikken over bezit dat hem of zijn kerk door voorname heren of instellingen was geschonken. Zo is bekend dat bisschop Ansfried, die vóór zijn aantreden als bisschop lange tijd de koning als wereldlijk graaf had gediend, tijdens zijn episcopaat het bisdom met rechten en onroerend goed uit het eigen familievermogen heeft begiftigd.30 Volgens het kerkelijk recht mochten geestelijken zelf geen seculier recht spreken en dienden zij dit uit te besteden aan leken.31 Een graaf-voogd oefende daarom namens de bisschop de rechtspraak en ordehandhaving uit. Hij was tot aan ongeveer 1080 tevens burggraaf van Utrecht.32
24 Hoffmann 1990: 458.
25 Hoffmann 1990: 456-457.
26 Hoffmann 1990: 478-480.
27 Hoffmann 1990: 477.
28 Hoffmann 1990: 476.
29 Buitelaar 1993: 38.
30 Van Winter 1997b: 116.
31 Arnold 1991b: 82.
32 Buitelaar 1993: 38-39. We bespreken de functie van burggraven uitgebreid in paragraaf 3.3.
Het territoriale machtslandschap
151