Page 287 - Secondary school students’ university readiness and their transition to university Els van Rooij
P. 287
Appendix II
Vragenlijsten
1 Need for cognition (in Hoofdstukken 4 en 5)
Geef per uitspraak aan in hoeverre deze bij jou past.
1 = past helemaal niet bij mij 2 = past niet echt bij mij
3 = weet niet precies
4 = past redelijk bij mij
5 = past helemaal bij mij
1. Als ik moet kiezen, ben ik liever bezig met een ingewikkeld dan met een eenvoudig probleem.
2. Ik ben iemand die graag alles wil begrijpen.
3. Ik vind het leuk om te theoretiseren of met abstracte ideeën te spelen.
4. Ik doe liever iets waarbij weinig nagedacht hoe te worden dan iets wat mijn denkvermogen sterk op de proef stelt. (R)
5. Ik denk liever na over kleine dagelijkse dingen dan over langetermijnprojecten. (R) 6. Ik houd van situaties waarin veel nagedacht moet worden.
7. Ik hoef niet per se veel te weten. (R)
8. Ik geniet echt van een taak waarin er een nieuwe oplossing voor een probleem gezocht moet worden.
9. Het idee om nieuwe denkmanieren te leren trekt me niet bijzonder aan. (R)
10. Ik puzzel de dingen graag zelf uit.
11. Ik houd ervan om abstract te denken.
12. Ik houd van taken waarbij weinig nagedacht hoe te worden als je ze eenmaal geleerd hebt. (R)
13. Ik doe liever iets intellectueels dan iets waarbij je niet veel hoe na te denken. 14. Als een oplossing blijkt te werken, hoef ik niet te weten hoe of waarom die precies werkt. (R)
15. Van complexe zaken wil ik doorgaans graag weten hoe ze in elkaar zitten.
16. Ik ben nieuwsgierig.
17. Ik probeer situaties te vermijden waarin ik lang en diep over iets moet nadenken. (R)
18. Ik beland vaak in situaties waarin ik met mensen aan het discussiëren ga over onderwerpen die niet eens mijn persoonlijke interesse hebben.
(R) = andersom gecodeerd
286