Page 258 - Breeding and regulatory opportunities, Renaud
P. 258
concentraties aan glucobrassicine en neoglucobrassicine. De genotypen met
hoge concentraties glucobrassicine en neoglucobrassicine waren dezelfde
vroegrijpende F1-hybriden. Rassen met de hoogste concentraties van tocofero-
len en carotenoïden waren zaadvaste rassen of vroegrijpende F1-hybriden.
Speciieke locaties en seizoenen waar afzonderlijke inhoudstofen het hoogst
waren, zijn geïdentiiceerd. Correlaties tussen inhoudstofen toonden aan dat
glucorafanine negatief was gecorreleerd met carotenoïden en carotenoïden
onderling correleerden. Weinig of geen verband werd waargenomen tussen
de concentratie van inhoudstofen en de datum van marktintroductie van
rassen, wat suggereert dat de moderne veredeling geen negatieve invloed
heeft gehad op het niveau van de onderzochte inhoudstofen. We vonden ook
geen signiicante verschillen tussen de rassen van verschillende zaadbedrijven.
Voor de veldproeven van deze studies is opzettelijk gekozen voor biologische
bedrijven die al lang onder biologisch beheer zijn omdat minder volwassen
biologische bedrijven of die nog in omschakeling zijn meer op gangbare
bedrijven lijken. Onze biologische proeven produceerden vergelijkbare
schermgewichten als de gangbare proelocaties, waardoor het niveau van
abiotische stress, waarvan we hypothetisch stelden dat die van invloed zou
zijn op de mate van expressie van de landbouwkundige eigenschappen en
inhoudstofen, minimaal was. Productiesysteem was alleen van invloed op
individueel proefniveau, hetgeen laat zien dat elke individuele locatie/seizoen/
jaar combinatie een unieke milieu vormde, en dat genotype × productiesysteem
interacties het gevolg waren van verschillende factoren in elke omgeving.
Grotere genotypische verschillen in biologische productiesystemen werden
voor landbouwkundige eigenschappen, maar niet voor inhoudstofen
waargenomen, hetgeen de intrinsieke heterogeniteit in de biologische
landbouwsystemen en de respons van rassen op deze variatie liet zien.
Zoals wel met betrekking tot de landbouwkundige eigenschappen het geval
was, speelde productiesysteem geen signiicante rol met betrekking tot het
niveau van de inhoudstofen. Op individueel niveau van de inhoudstofen, was
het genotype het meest bepalend voor glucorafanine, neoglucbrassicine en de
carotenoïden, terwijl glucobrassicine en de tocoferolen meer beïnvloed werden
door de milieuomstandigheden en diverse interacties. We identiiceerden
verschillende positieve en negatieve correlaties tussen eigenschappen (bijv.
240