Page 164 - ART FORM AND MENTAL HEALTH - Ingrid Pénzes
P. 164

hypotheses worden geformuleerd die deze verschillen verklaart: wellicht zijn de verschillende te relateren aan verschillen in patiënten, het gebruik van specifieke instrumenten (BSI versus OQ-45 en SMI), of verschillen in studie design (wij hebben niet de effecten van een beeldend therapeutische interventie onderzocht en hebben geen effectgroottes berekend). Er is ongetwijfeld verder onderzoek nodig om verschillende hypotheses uit te sluiten en ons in meer detail in te lichten over de relatie tussen ziekte en positieve gezondheid.
Ondanks deze onverwachte resultaten denken we dat de uitkomsten van ons onderzoek van vitaal belang zijn voor een beter begrip van de relatie tussen beeldend product en geestelijke gezondheid. Op dit punt, opnieuw, denken we dat met het focussen op specifieke kenmerken en hun onderlinge relaties we een duidelijke en overtuigende relatie tussen formele elementen van het beeldend product en geestelijke gezondheid hebben gevonden. Daarbij geldt dat de combinatie van ‘beweging’, ‘dynamiek’ en ‘contour’ van het beeldend product vooral een robuuste indicator is van positieve geestelijke gezondheid, d.w.z. psychologische flexibiliteit (Hayes, Strosahl & Wilson, 1999). Onze resultaten laten zien dat het beeldend product sporen bevat van de cliënt’s “ability to fully contact the present moment and the thoughts and feelings it contains without needless defense, and, depending on what the situation affords, persisting in or changing behavior in the pursuit of goals and values.” (Hayes, Luoma, Bond, Masuda & Lillis, 2006, p. 7). Onderliggend aan alle controversies van beeldende therapeuten, hebben we sterke argumenten gevonden ten gunste van hun gezamenlijke claim dat het beeldend product grote diagnostische waarde heeft.
Waarom zouden we er daarom niet vanuit gaan dat, vergelijkbaar met psychologische flexibiliteit, beeldende vormgeving vereist om in het huidige moment te zijn (Smeijsters, 2008) en leidt tot cognitieve en emotionele ervaringen. Bovendien past dat bij de hypothese dat beeldend vormgeven is gerelateerd aan executieve functies (Abbing, Baars, Sonneville, Ponstein & Swaab, 2019), zoals het maken van keuzes, focussen, aansturen van gedrag, aandacht richten op de huidige situatie, afstand nemen, en reflecteren op de impact op iemands gevoel. Beeldende vormgeving eist van de cliënt vermogen tot spelen, uitproberen en ontdekken (bv. Hinz, 2009, 2015). Met andere woorden, de formele elementen reflecteren de wijze waarop de cliënt zich aanpast aan de eigenschappen van beeldend materiaal in de context van beeldende therapie. Een beeldend product demonstreert “the ability to adapt and to self-manage, in light of specific physical, emotional
162 | Chapter 7































































































   162   163   164   165   166