Page 187 - Exploring the Potential of Self-Monitoring Kidney Function After Transplantation - Céline van Lint
P. 187

 intentie om de SMSS te blijven gebruiken, te meten. Vijftig niertransplantatiepatiënten vulden de vragenlijst in voor aanvang van het gebruik van de SMSS en nadat ze deze gedurende vier maanden hadden gebruikt. Patiënten stonden over het algemeen positief tegenover de SMSS, zowel voor- als nadat ze ervaring hadden met het gebruik ervan. De intentie om de SMSS te (blijven) gebruiken kon met name worden verklaard door het gevoel dat patiënten bij de SMSS hadden (26% verklaarde variantie), bijvoorbeeld in hoeverre ze het prettig vonden om het systeem te gebruiken. Dit is anders dan wat op basis van de literatuur werd verwacht, waar het (verwachte) gemak waarmee de SMSS gebruikt kan worden (effort expectancy) meestal de belangrijkste factor is die behavioural intention verklaart. Omdat er sprake was van een vrije keuze om aan de studie mee te doen, is het echter begrijpelijk dat de mate waarin patiënten het prettig vonden om de SMSS te gebruiken een belangrijke rol speelde. Deze bevinding suggereert dat tijdens het ontwerpen en implementeren van een soortgelijk systeem in de zorg rekening moet worden gehouden met het gevoel dat patiënten bij (gebruik van) het betreffende systeem ervaren.
In hoofdstuk 4 worden de resultaten beschreven van een studie naar de analytische prestaties van de kreatininemeter die gedurende de hier beschreven studies werd gebruikt, de StatSensor® Xpress-iTM. Hierbij hebben we gekeken naar de accuratesse van de StatSensor® toegepast voor het meten van een enkele kreatininewaarde en voor trendmonitoring. Wat betreft de meting van een enkele waarde, werd het gebruikelijke criterium van 6,9% total allowable error niet gehaald. De gemiddelde coefficient of variation (CV) van de StatSensor® was 10,4% ten opzichte van een CV van <1,5% in het klinisch laboratorium van het LUMC. Op basis van deze bevindingen is geconcludeerd dat de StatSensor® op dat moment niet geschikt was om bij niertransplantatiepatiënten op basis van een enkele meting nier(dys)functie te bepalen. Na een niertransplantatie wordt echter vooral de ontwikkeling van het kreatinineniveau over een bepaalde periode gemonitord, waarbij de accuratesse van een enkele waarde minder van belang is. Het tweede deel van ons onderzoek wees uit dat veranderingen in kreatinineniveau over tijd zoals gedetecteerd door het klinisch laboratorium en de StatSensor® redelijk goed met elkaar correleerden (R=.77). In de klinische praktijk wordt met name gekeken naar plotselinge stijgingen van >10%, omdat hier een oorzaak aan ten grondslag kan liggen die nadere analyse vergt. De StatSensor® identificeerde een verschil van >10% (true positive) in 70% en een verschil van ≤10% (true negative) in 67% van de gevallen correct, met een gemiddelde overeenstemming van 68%. Hoewel het vermogen van de StatSensor® om veranderingen in nierfunctie goed op te pikken moet worden verbeterd, werd geconcludeerd dat de StatSensor® potentie heeft om ingezet te worden om nierfunctie te monitoren indien de metingen in een hogere frequentie worden
Samenvatting 185
































































































   185   186   187   188   189