Page 236 - Children’s mathematical development and learning needs in perspective of teachers’ use of dynamic math interviews
P. 236

234
Appendices
Voorbeeld 2: rekengesprek met een ‘gemiddelde’ rekenaar (twee fragmenten uit een rekengesprek)
L: Heb je ook wel eens een som gemaakt waarvan je eerst dacht: wat moet ik hiermee...ik snap er niets van en waarbij het uiteindelijk toch is gelukt om de som te maken?
ll: Ja.
L: En hoe heb je dat toen aangepakt?
ll: Ik ging eerst even goed kijken naar die som en toen ging ik die in mijn rekenschrift uitrekenen. Alleen, ik snapte het toen niet en toen keek ik nog een keer goed naar de uitleg en keek nog eens goed wat er allemaal precies stond. Dat moest ik wel een paar keer doorlezen, maar toen dacht ik: Oh ja, zo moest het!
....
Opgave betreft vier ijsjes, waarbij de prijs per bolletje moet worden vergeleken. De leerling is dit aan het uitrekenen voor een ijsje met vier bolletjes dat € 2,40 kost.
ll: Ik maak er een makkelijke van, doe ik 24 gedeeld door 4 is uhm 6, want 6 x 4 is 24. Uhm, ik heb er een nul afgehaald, dus dan moet ik er nog een nul bij doen, dus dat is 60.
L: Ja, en wat is die 60 dan?
ll: 60 cent voor 1 bolletje. Dus dan is die nog steeds meer dan die (ander ijsje), dus antwoord c moet het zijn, die prijs is het laagst.
L: Heel goed, dat heb je goed doordacht. Ik begrijp nu helemaal hoe je achter het antwoord bent gekomen.
Voorbeeld 3: gesprek met een wat ‘sterkere’ rekenaar (weergave van een fragment middenin het rekengesprek.........)
ll: Ja, meestal probeer ik wel mijn hersens te kraken.
L: (knikt bevestigend). Hoe voelt dat dan als je zo’n opgave, waarbij je echt je hersens moest laten kraken, toch hebt opgelost?
ll: Dan voel ik me eigenlijk best gelukkig.
L: Ja. Gaaf joh. Dat is een heel mooie eigenschap dat je dan gewoon doorzet om het te
blijven proberen. Super. We gaan eens kijken welke sommen al super goed gingen en sommen die je nog wat lastig vond. En ik ben heel benieuwd hoe je het dan uitrekent. Misschien ontdek je dan zelf wel hoe je het hebt gedaan en wat er is mis gegaan. Nou, dan gaan we eerst beginnen met eentje die je lastig vond. Hier heb je een kladblaadje, want dat zeg ik ook altijd: Je mag altijd een kladblaadje gebruiken. Lees de opgave over het varken eens voor.
ll: (leest opgave voor)...dit stuk marsepein weegt 1 kilo. J. koopt de helft. Hoeveel kost dat stuk?
L: Nou, vertel eens hardop hoe je dit gaat aanpakken.
ll: (Denkt zichtbaar na) en zegt: Nou, dat weet ik eigenlijk niet, want volgens mij is 100
gram geen 1 kilo.
L: Nee. Dus?
ll: Moet je dan eerst keer 10 doen?
L: Waarom zou je dat doen?
ll: Nou, dan is het 1 kilo.
L: Ah, dat klinkt goed. Doe maar.
ll: Dat is het 12 euro, en dan door de helft is 6 euro.
L: Je had eerder als antwoord gegeven: 60 cent. Wat heb je gedaan, denk je? ll: Ja, ik dacht meteen door de helft en dat heb ik toen gedaan.
L: Dacht je toen dat 100 gram hetzelfde is als 1 kilo?
ll: Ja, ik ging toen een beetje te snel en dacht er niet goed over na.
 


































































   234   235   236   237   238