Page 210 - Children’s mathematical development and learning needs in perspective of teachers’ use of dynamic math interviews
P. 210

208
Chapter 6
De door leraren zelf ingeschatte vakspecifieke kennis blijkt in deze studie mede een voorspeller te zijn voor de ontwikkeling van de probleemoplossingsvaardigheden van leerlingen. Mogelijk zijn leraren er zich van bewust dat er meer specifieke kennis van de leraar vereist is als het gaat om de wat complexere aspecten van het rekenwiskunde- onderwijs, zoals het ondersteunen van het rekenleerproces van kinderen bij het oplossen van rekenwiskunde-opgaven met een hoger abstractieniveau.
Voor wat betreft de competentiebeleving ten aanzien van het onderwijzen van rekenen zijn de resultaten niet overeenkomstig de verwachtingen: geen significante relatie met de ontwikkeling van geautomatiseerde basisvaardigheden en een negatieve relatie met de ontwikkeling van rekenwiskundige probleemoplossingsvaardigheden. Diverse studies laten wel positieve relaties zien tussen competentiebeleving van leraren en de rekenprestaties van leerlingen. Wat mogelijk een rol heeft gespeeld is dat minder competente leraren niet goed in staat zijn om hun incompetentie te herkennen als het gaat om het onderwijzen van rekenen-wiskunde, wat kan leiden tot overschatting.
Ten aanzien van de cognitieve leerlingfactoren blijkt een stevige basis van rekenwiskundige kennis en vaardigheden van leerlingen, die wordt opgebouwd in de jaren voorafgaand aan groep 6, van groot belang te zijn voor de rekenontwikkeling in groep 6. Dit geldt zowel voor de geautomatiseerde basiskennis als voor het oplossen van rekenwiskundige problemen. Deze bevinding is overeenkomstig de verwachtingen gebaseerd op eerdere studies, maar het belang ervan voor de ontwikkeling van leerlingen in groep 6 is in dit onderzoek bekrachtigd.
Voor wat betreft de overtuigingen en emoties van leerlingen ten aanzien van rekenen, is het zelfbeeld ten aanzien van rekenen voorspellend voor de ontwikkeling van geautomatiseerde basiskennis. Dit is niet aangetoond voor de competentiebeleving. Dit heeft mogelijk te maken met het feit dat het zelfbeeld gebaseerd wordt op ervaringen met rekenen in het verleden (dat wil zeggen, de jaren voorafgaand aan groep 6) en dat competentiebeleving een grotere rol gaat spelen in latere leerjaren. Uit eerdere studies is gebleken dat jongere kinderen minder goed kunnen inschatten hoe competent ze zijn op
 




























































































   208   209   210   211   212