Page 203 - Children’s mathematical development and learning needs in perspective of teachers’ use of dynamic math interviews
P. 203

Noot: 1) Overal waar rekenen wordt gebruikt wordt rekenen-wiskunde bedoeld.
2) Rekenwiskundige probleemoplossingsvaardigheden worden gedefinieerd als het oplossen van niet-routinematige rekenwiskundige problemen, waarbij kinderen worden uitgedaagd om eigen oplossingswijzen te bedenken en toe te passen (Polya, 1957; Doorman et al., 2007). In deze dissertatie wordt uitgegaan van rekenopgaven waarin rekenwiskundige notaties en tekst en/of illustraties worden gebruikt.
Doorman, M., Drijvers, P., Dekker, T., Van den Heuvel-Panhuizen, M., De Lange, J., & Wijers, M. (2007). Problem solving as a challenge for mathematics education in the Netherlands. ZDM, 39, 405-418. https://doi.org/10.1007/s11858-007-0043-2. Polya, G. (1957). How to solve it: A new aspect of mathematical method. 2nd ed. Princeton University Press.
Leerlingfactoren
Op de rekenontwikkeling zijn zowel cognitieve factoren (zoals geheugen en domeinspecifieke kennis) als overtuigingen en emoties van de leerling ten aanzien van rekenen van invloed. In deze dissertatie is onderzocht wat de specifieke rol is van het niveau van geautomatiseerde basiskennis en rekenwiskundige probleemoplossingsvaardigheden waarover leerlingen begin groep 6 beschikken. Bovendien is in een studie (hoofdstuk 3) onderzocht welke rol executieve functies spelen, de reguleringsfuncties die denkprocessen in het brein aansturen. Daarbij zijn visuospatieel en verbaal updaten, inhibitie, en shifting onderscheiden. Bij updating gaat het om het opslaan, bewerken en verwerken van opgeslagen informatie in het werkgeheugen als er nieuwe informatie binnenkomt. Bij visuospatiële updating gaat het om visueel- ruimtelijk aangeboden informatie, ofwel het zien en verwerken van waarnemingen in de ruimte, bijvoorbeeld het onthouden van de locatie van een blokje. Bij verbale updating gaat om opslaan, bewerken en verwerken van gesproken of geschreven talig aangeboden informatie, zoals het onthouden van tussenantwoorden tijdens het oplossen van een rekenopgave. Bij inhibitie gaat het om het kunnen onderdrukken van niet adequate respons, bijvoorbeeld bij een opgave als 4 + 5 niet doortellen (de automatische respons om de telrij op te zeggen onderdrukken). Bij shifting gaat het om het vermogen om flexibel te kunnen wisselen tussen bewerkingen en/of strategieën als dit bij rekentaken nodig is. Dit is bijvoorbeeld van belang bij rekenopgaven waarin diverse bewerkingen moeten worden uitgevoerd (denk aan een opgave als 102-98 en dan niet een uitgebreide aftrekhandeling
6
Samenvatting (Summary in Dutch)
 201
 


























































































   201   202   203   204   205