Page 152 - Age of onset of disruptive behavior of residentially treated adolescents -Sjoukje de Boer
P. 152

Een van de factoren waarnaar gekeken kan worden, is de “low prosocial emotions” (LPE) subtypering ofwel mate van “callous-unemotional” (CU) trekken, die betrekking heeft op een van de dimensies van psychopathie. Deze factor, in combinatie met andere dimensionele factoren zoals impulsiviteit, dient als dimensioneel te worden beschouwd. Impulsiviteit (tezamen met onverantwoordelijkheid) is een andere dimensie van psychopathie en is kenmerkend voor mensen met ADHD. Een aanzienlijk deel van de cliënten die we onderzocht hebben, was gediagnosticeerd met ADHD. Door het verlaten van het dichotome idee dat er wel of geen aandachtstekortstoornis is en te kiezen voor een meer dimensionele benadering, zou de mate van impulsiviteit kunnen worden bepaald en gebruikt voor subclassificatie.
Onderzoek onder daderpopulaties suggereerde al dat het belangrijk is om onderscheid te maken tussen antisociale personen met en zonder hoge niveaus van psychopathie, vooral omdat hun disruptieve gedrag er van buitenaf hetzelfde kan uitzien, terwijl de onderliggende mechanismen die tot dit disruptieve gedrag leiden mogelijk verschillend zijn. Dit geldt zeker ook voor onze doelgroep. Bovendien is het relevant voor clinici, omdat bevindingen ook suggereren dat personen met een hoog niveau van psychopathie niet reageren op bepaalde soorten interventies en omdat mensen met disruptief gedrag sterk kunnen afwijken in de behandelingsinterventies waarop ze het best reageren.
In het huidige proefschrift is een aanzienlijk deel van de cliënten voortijdig gestopt met de behandeling. Uiteraard kan dropout nooit volledig worden voorkomen, maar toch verdient het de aanbeveling om inspanningen te leveren om het te verminderen. Om reductie mogelijk te maken, is meer kennis nodig over mechanismen die dropout veroorzaken. Hoewel we geen verschillen vonden in de onderzochte factoren tussen pushout en terugtrekken (withdrawal), verschillen beide typen dropout waarschijnlijk in onderliggende mechanismen. Deze zouden nader kunnen worden onderzocht. Bovendien zouden ingezette motivationele trajecten kunnen worden geëvalueerd.
150































































































   150   151   152   153   154