Page 228 - POLITIEK OF MANAGEMENT?
P. 228
Hoofdstuk 5
hetzij negatief, bij de omgeving. Zelfs de maatschappelijke organisaties die hen hebben afgevaardigd zijn weinig geïnteresseerd zolang zich geen grote knelpunten voordoen. Een respondent zegt:
De bevolking in zijn algemeenheid zal het worst wezen. De cliënten kijken er
in het algemeen naar of ze goed geholpen worden of niet.
Met andere woorden, de vertegenwoordigers van de cliënten en maat- schappelijke organisatie zien bij de burger geen verschil in draagvlak, maar zelf zijn zij overwegend kritisch positief over het intergemeentelijke verband en zij willen niet terug naar de situatie voor de samenwerking.
5.4.2 Betrokkenheid op elkaar (horizontaal)
Als indicator voor de betrokkenheid op elkaar hebben wij de verschuiving van de mate van burgerparticipatie gekozen. Wij beschouwen dat als een indicator dat er al dan niet een effect uitgaat van de samenwerking op de betrokkenheid van burgers op hun lokale samenleving.
Verschuiving van de mate van burgerparticipatie
Het begrip gemeenschap is nauw verbonden met het begrip burgerschap, met rechten en plichten (Snellen, 1999). De afgelopen decennia zien wij een veranderende invulling van burgerschap in de vorm van vermaatschappelijking van de democratie (Derksen & Schaap, 2010) en nieuwe vormen van burgerparticipatie (Denters, Heffen & De Jong, 1999). Zien wij vanuit de intergemeentelijke samenwerking een effect op de mate van burgerparticipatie?
De belangrijkste vorm van participatieve democratie die in alle drie de samenwerkingsverbanden wordt georganiseerd is de vorming van cliëntenraden. Deze vorm van participatie wordt niet mogelijk gemaakt of gestimuleerd door het organiseren van de sociale dienst in intergemeentelijk verband, maar zou ook zonder intergemeentelijke samenwerking worden georganiseerd. De WWB stelt immers in artikel 47 dat de gemeenteraad een verordening cliëntenparticipatie moet vaststellen, waarin wordt geregeld hoe cliënten of hun vertegenwoordigers worden betrokken bij de uitvoering van deze wet. De Wet investeren in jongeren (WIJ), die van 2009 tot 2012 gold, kende een vergelijkbaar artikel (12). Voor het overige zijn de gemeenten vrij hoe zij de cliëntenparticipatie vormgeven (Krijnen & Roetering, 2004).
226