Page 196 - The value of total hip and knee arthroplasties for patients
P. 196

                                Chapter 11
constructen meten. Gebaseerd op eerdere theorieën werden vier verschillende modellen geëvalueerd met fit-indices en Δχ2 tests; een één factor model, een twee factoren model, een vier factoren model en een vijf factoren model. Gebaseerd op de resultaten van deze vier modellen werd er post-hoc nog een aantal modellen getest. De resultaten van de op de theorie gebaseerde modellen lieten zien dat een vijf factoren model waarin alle constructen op verschillende factoren laadden het model was dat de data het best paste. Echter, post-hoc analyses lieten zien dat een bi-factor model, waarin naast de vijf verschillende factoren, ook een generieke factor werd meegenomen die de gedeelde variantie tussen de factoren vertegenwoordigt, significant beter op de data paste dan het vijf factoren model.
Concluderend, alle constructen, behalve hoop, verklaarden een substantieel deel van de specifieke variantie, maar alle factoren samen verklaarden ook een substantieel deel van de generieke variantie. Gebaseerd op de primaire analyses zijn de vijf constructen voldoende onderscheidend te meten. Dit kan van pas komen bij het invoeren van specifieke interventies bijvoorbeeld gericht op het optimaliseren van verwachtingen (interventies zijn pas te testen als je zeker weet dat je het juiste construct van elkaar kan onderscheiden).
In hoofdstuk 6 wordt een studie naar de toegevoegde voorspellende waarde van patiëntverwachtingen bij het voorspellen van de uitkomsten (pijn en functioneren) van TKA en THA gepresenteerd. Daarnaast onderzochten we in dit hoofdstuk of de voorspellende waarde van op een meer specifieke manier gemeten verwachtingen (verwachtingen ten aanzien van specifieke functies en activiteiten) hoger was dan de voorspellende waarde van de op een meer generieke manier gemeten verwachtingen (verwachtingen ten aanzien van het algemene resultaat van de behandeling).
De groep patiënten betrof hetzelfde cohort als beschreven in hoofdstukken 3-5.
Primaire uitkomstmaten waren de KOOS en HOOS subschalen ‘functioneren in dagelijks leven’ en ‘pijn’. Preoperatieve verwachtingen werden gemeten met de Credibility Expectancy Questionnaire (CEQ) en the Hospital for Special Surgery expectations surveys (HSS expectation surveys). Andere mogelijke predictoren waren: preoperatieve pijn en functie gemeten met de HOOS/KOOS, geslacht, leeftijd, opleidingsniveau, BMI, Kellgren/Lawrence score, preoperatieve mentale
194




























































































   194   195   196   197   198