Page 189 - Cellular Imaging in Regenerative Medicine, Cancer and Osteoarthritis
P. 189

                                Gallium-68, heeft een uitstekende receptoraffiniteit en goede in vivo stabiliteit getoond. Zowel preklinische als klinische PET studies met [68Ga]Ga-SB3 zijn met succes uitgevoerd. Laesies bij patiënten in vergevorderde staat van ziekte werden in ongeveer 50% van de gevallen zichtbaar gemaakt. Voor radiogestuurde tumordetectie van kwaadaardige laesies wordt na injectie van een radiofarmacon tijdens chirurgie een draagbare detectiesonde gebruikt. Door deze intra-operatieve methode te combineren met informatie van preoperatieve beeldvorming, kan nauwkeurige chirurgische begeleiding worden verkregen, waardoor uiteindelijk de chirurgische uitkomst wordt verbeterd en de chirurgische invasiviteit wordt geminimaliseerd. Ons doel was SB-3 geschikt te maken voor zowel preoperatieve beeldvorming als intra-operatieve radio-gestuurde tumordetectie, daarom hebben we het peptide gelabeld met Indium-111. Na het labelen met Indium-111 vertoonde het molecuul helaas een slechte in vivo stabiliteit. De integriteit van het radiopeptide wordt bij injectie in de bloedsomloop op de proef gesteld door alom aanwezige proteolytische enzymen. Enzymen bevinden zich ook in organen, zoals lever, longen, nieren en maagdarmkanaal. Een neutrale endopeptidase (NEP) remmer, zoals phosphoramidon (PA), kan de enzymatische afbraak van radiopeptiden remmen. De in vivo stabiliteit van [111In] In-SB3 +/- PA werd geanalyseerd in bloedmonsters van muizen. De radiotracer die gelijktijdig met PA werd geïnjecteerd, bleef 100% meer intact dan in controle dieren (geen co-injectie van PA). Dit leidde vervolgens tot 100% meer intacte tracer die de tumor bereikte 1 uur na injectie. Op alle onderzochte tijdspunten zagen we een significant hogere tumoropname wanneer PA gelijktijdig werd toegediend met [111In]In-SB3. De opname van radiotracer in de tumor was receptor-specifiek, zoals werd geconcludeerd uit de significant verminderde opname wanneer een overmaat aan niet-gelabeld SB3 gelijktijdig werd toegediend. Injectie met 25 MBq/200 pmol [111In]In-SB3 +/- PA resulteerde in duidelijk verbeterde tumorvisualisatie op alle tijdstippen na injectie wanneer de radiotracer werd gecombineerd met PA. De opname van het radiopeptide in de alvleesklier nam ook toe, zodat de verhouding tussen tumor en alvleesklier onaangetast bleef. Toch moet een hoge opname in de alvleesklier in gedachten worden gehouden wanneer de radiotracer zou worden gebruikt voor radiogestuurde chirurgie van tumorlaesies in de buurt van de alvleesklier. Het uitwassen van radioactiviteit uit de alvleesklier was echter relatief snel, terwijl de tumorradioactiviteit in een lager tempo afnam.
Nederlandse samenvatting
187
9
 






























































































   187   188   189   190   191