Page 201 - Assessing right ventricular function and the pulmonary circulation in pulmonary hypertension Onno Anthonius Spruijt
P. 201

Nederlandse samenvatting:
Bij de ziekte pulmonale arteriële hypertensie vindt er remodulering plaats in de kleine pulmonaal arteriën hetgeen leidt tot een vernauwing van het lumen. De remodulering van het arteriële longvaatbed is een complex proces en wordt onder andere gekenmerkt door vasoconstrictie, hyperproliferatie van endotheelcellen en gladde spiercellen alsmede inflammatie. Door de vernauwing van het lumen neemt de weerstand van het longvaatbed toe hetgeen resulteert in een verhoogde druk in de pulmonaal arteriën. De toegenomen weerstand leidt tot een toename van de load op de rechter ventrikel en een toename van de wandspanning. Via een complex adaptatieproces zal de rechter ventrikel zoveel mogelijk zijn functie proberen te behouden. Globaal gesteld zal er in eerste instantie hypertrofie optreden en de contractiliteit van de rechter ventrikel toenemen om het hartminuutvolume zoveel mogelijk te behouden. Wanneer dit onvoldoende gelukt zal er dilatatie optreden ter compensatie hetgeen echter tevens leidt tot een toename van de wandspanning. Uiteindelijk treedt er rechter hartfalen op hetgeen de belangrijkste doodsoorzaak is van patiënten met pulmonale arteriële hypertensie.
Vroege herkenning en prognose bij patiënten met pulmonale hypertensie
De diagnose pulmonale arteriële hypertensie wordt vaak gesteld in een laat stadium van de ziekte. Dit komt omdat de klachten waarmee patiënten zich in eerste instantie presenteren niet specifiek zijn. In de diagnostische fase van patiënten die zich presenteren met onbegrepen dyspneu wordt vaak een CT met contrast vervaardigd van het longvaatbed, bijvoorbeeld ten behoeve van het uitsluiten van longembolieën als mogelijke oorzaak. Het was reeds bekend dat op een dergelijke CT scan ook aanwijzingen kunnen worden gevonden voor de aanwezigheid van pulmonale hypertensie, waarbij de meest onderzochte aanwijzing die is van een vergrootte diameter van de pulmonaal arterie ten opzichte van de diameter van de aorta ascendens. In hoofdstuk 2 hebben we onderzocht of de voorspellende waarde van een CT met contrast van het longvaatbed kan worden vergroot door de diameter ratio tussen de pulmonaal arterie en de aorta ascendens te combineren met de diameter ratio tussen de rechter ventrikel en linker ventrikel. Het predictiemodel, waarbij de diameter ratio tussen de pulmonaal arterie en de aorta ascendens werd gecombineerd met de diameter ratio tussen de linker en rechter ventrikel had een betere voorspellende waarde voor de aanwezigheid van pulmonale hypertensie dan het predictiemodel met alleen de diameter ratio tussen de pulmonaal arterie en de aorta ascendens.
Chapter 12
 199
12




























































































   199   200   201   202   203