Page 719 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 719
Bijlage 3.7 Tijdlijn Utrechts-Groningse oorlog op basis van stadsrekeningen
Kostenposten voor de oorlog in de stadsrekeningen van Deventer en Zwolle
De kostenposten van de Utrechts-Groningse oorlog kunnen in verschillende categorieën worden ingedeeld. In eerste instantie zijn er vermeldingen die betrekking hebben op het diplomatieke verkeer, namelijk het zenden van vertegenwoordigers naar vergaderingen met de bisschop, Zwolle, Deventer, Kampen, Utrecht en Amersfoort, en bodes met brieven om onderling te communiceren over de oorlog. Soms heeft de kameraar een korte vermelding genoteerd over de inhoud van deze vergaderingen. Ten tweede zijn er kosten opgenomen voor het zenden van soldaten en proviand, zoals levensmiddelen, gereedschap, bouwmateriaal en wapentuig, naar Blankeweer. Betreffende de soldaten zijn er in ieder geval schutters naar Blankeweer gestuurd, maar er staat meestal niet vermeld met wat voor wapens de andere soldaten waren uitgerust. Tot slot zijn er voor de jaren 1401 en 1404 in zowel de Deventer als Zwolse rekeningen aparte categorieën opgenomen over de Utrechts-Groningse oorlog.
In de volgende paragrafen wordt aan de hand van de verschillende kostenposten geprobeerd het verloop van de oorlog in grote lijnen per jaar te reconstrueren. De Deventer stadsrekeningen lenen zich daar het best voor, aangezien deze vrijwel volledig bewaard zijn gebleven. Betreffende Zwolle zijn de maandrekeningen het gedetailleerdst, alleen in vergelijking tot de Deventer stadsrekeningen zijn de kostenposten korter en staat lang niet altijd aangegeven waarvoor de kosten zijn gemaakt. Deze maandrekeningen zijn alleen voor 1401 en 1405 bewaard gebleven. Voor de jaren 1402 tot en met 1404 zijn de nog beknoptere jaarrekeningen geraadpleegd en voor het jaar 1400 is niets overgeleverd. Voor zover ik weet zijn er geen rekeningen van Kampen, Utrecht, Amersfoort en de bisschop zelf bekend.
1400
Volgens de kameraars van de Deventer stadsrekeningen begon de oorlog op 8 september 1400, want toen reden de afgezanten van de Stichtse hoofdsteden en de bisschoppelijke aanhangers naar Groningen en kwamen terug met een oorlogsverklaring tussen het Sticht en Groningen. Dat gebeurde drie dagen nadat bisschop Frederik van Blankenheim de rechten over het Gorecht had verkregen door ruil met het Domkapittel. Rond 11 november waren de voorbereidingen voor de Groningse militaire expeditie in volle gang. Het Stichtse leger werd gestationeerd bij Blankeweer en bestond in ieder geval uit soldaten van de vijf Stichtse hoofdsteden. Hoeveel soldaten er precies naar Blankeweer werden gestuurd vermelden de kameraars niet. De expeditie duurde vijf weken. Ook wordt een proviandzending voor het eerste leger bij Blankeweer vermeld.
1401
In 1401 ging de strijd door. Op de woensdag na Pasen deelde bisschop Frederik met voornoemde steden het verlangen om opnieuw richting Groningen te trekken. Vervolgens verzocht hij aan Deventer op de zondag na Pasen 100 soldaten naar Zuidlaren te sturen. Hoeveel soldaten de andere steden en mogelijk de bisschop zelf stuurden, staat niet vermeld.
Een vertegenwoordiger van Deventer reed de maandag na Pinksteren uit naar Blankeweer
voor overleg met de vertegenwoordiger van de troepen aldaar. Ze keken waar de soldaten
het beste gestationeerd konden worden en waar het leger uitgebreid diende te worden. Uiteindelijk trokken 92 soldaten uit Deventer met de andere Stichtse soldaten naar Blankeweer
met als doel de Groningers en de Friezen schade toe te brengen; 77 kwamen weer naar huis,
de overige vijftien bleven op Blankeweer gestationeerd. B
Er is dus sprake van een tweede militaire expeditie in 1401. Enkele dagen na 14 mei stuurde Deventer opnieuw vijftien soldaten om de bezetting aldaar te versterken. Hoewel de strijd doorging, werkten het Sticht en de stad Groningen rond 25 juli aan een vredesverdrag. Nadat
Bijlagen
717