Page 502 - Het middeleeuwse kastelenlandschap van het Oversticht - Diana Spiekhout
P. 502
waren al in 1394 begonnen, want in dat jaar zond de stad Deventer een brief naar Kampen om de stad te informeren dat Herman van Twickel en Evert van Langen in het land van Twente bezig waren met ‘tymmeringhe’.456
Figuur 2 Koohorst: Een uitsnede van het AHN2 van het boerderijerf Langeler waarop diverse greppel- of grachtstructuren zichtbaar zijn. Het ronde grachtenstelsel dat we op de kadastrale minuut zagen is verdwenen onder gebouwen (meest oostelijke pijl).
De Sallandse steden stonden argwanend tegenover de bouwactiviteiten van Evert, want in 1397 was er wederom bodenverkeer tussen Kampen en Deventer over de kwestie.457 Verschillende malen reisden afgezanten van de stad af richting de bouwplaats om met eigen ogen te aanschouwen wat Evert liet bouwen.458 Niet alleen de Deventenaren namen deel aan deze inspectiereizen, maar ook de schepenen van Kampen en Zwolle.459 In 1398 zijn diverse kostenposten opgenomen in de Deventer kameraarsrekeningen over het huis van Evert, namelijk voor reizen naar ‘Everts hofstede van Langhen’, een vergadering tussen de Sallandse hoofdsteden over Van Langen en een brief van de heer van Borculo, die zich blijkbaar ook met de kwestie bemoeide.460 In 1399 bracht de ambtman van Diepenheim samen met afgevaardigden van de Sallandse steden een bezoek aan de Koohorst.461 Hoewel de kameraars niet vermeldden waarom zo streng werd toegezien op de bouwwerkzaamheden, zullen de drie Sallandse steden hebben willen voorkomen dat Evert een militair-functioneel kasteel bouwde.462
De Koohorst in Ypelo was in 1379 een Stichts dienstleen dat tot 1460 in leen werd gehouden door de adellijke familie Van Langen.463 In Ypelo komen we echter ook een erf genaamd Koohorst tegen, dat tafelgoed was van de bisschop van Utrecht. Het erf moest in 1385 afdrachten leveren aan de hof te Wiene en werd pas in 1820 uit dit domaniale stelsel bevrijd.464 Het dienstleen Koohorst staat echter later bekend onder de naam van de eigenaar,
456 De Meyer 1968: 12.
457 De Meyer 1968: 212.
458 De Meyer 1968: 214, 241.
459 De Meyer 1968: 241.
460 De Meyer 1968: 265, 272, 205.
461 De Meyer 1968: 331.
462 Zie hoofdstuk 3.
463 Eijken 1995: nr. 731.
464 Woolderink 2015: nr. 2671.
500